De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 728]
| |
106. De Vos en de Bock.Ga naar voetnoot*1 Soo ist ghegaen Antonio Leoni te Ferrare in Italien. Want als hij met zijn wijf in een 2 kelder vol goeden wijns quam, ende na zijns herten lust zijn buycxken vulde, soo 3 maecte zick de loose Feex daer uyt, ende liet den onnooselen Antonium met zijn 4 staetlijcke baerdt in de pekel steken. MARTINVS DELRIO. | |
[pagina 729]
| |
CVI
De spits-vinnighe Voss, en ruygh ghehaerde Bock,Ga naar voetnoot1
Bespieden eenen buyt, of eenen vetten plock:Ga naar voetnoot2
En vinden bij gheval een kelder daer de wijnen
In overvloei ghetont vast laghen bij dozijnen:Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Waer nae de schrandre Voss wel janckten zijnen darm,Ga naar voetnoot5
Maer hij peynst op het eynd: seght broeder Bock hoe warm
Verquicken soude' ons borst door't lieflijck pinteleeren?Ga naar voetnoot7
De Bock (hoe langh gebaert) dacht niet op't weder keeren.Ga naar voetnoot8
Zij daelden in't ghewelf, daer zij den holle buyck
10[regelnummer]
Opvulden van het nat. De Bock blijft in de fuyck,Ga naar voetnoot10
Nae't soete volghde' het suyr. De Voss light op zijn luymen,Ga naar voetnoot11
En seght, Spits-broer 'tis tijd dat wij de kelder ruymen.Ga naar voetnoot12
Laet mij eerst gaen bezien of nieuwers eenen hondtGa naar voetnoot13
Of luyen rekel light, die 'truchtbaer maeckt en kondt.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Krom' dij een weynich Bock, dat ick eerst recht aenschouweGa naar voetnoot15
De vrucht van ons geluck, ons blijdschap loss van rouwe.Ga naar voetnoot16
Mits buyght hij zijnen hals, en laet daer over gaenGa naar voetnoot17
Den slimmen losen Voss, die hem socht te verraen.Ga naar voetnoot18
Het schalcke Reyntjen loert op zijn deurtrapte treken,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
En laet den wijsen Baerd dus in den pekel steken;Ga naar voetnoot20
Die deerlijck roept om hulpe, en klaeght in zijn verdriet:
Hij ziet en hoort hem wel, begeckt en acht hem niet.Ga naar voetnoot22
‘Zoo wie zijn ooren wendt nae der verleyders smeeken,Ga naar voetnoot23
‘Bij een ghebaerde Bock te recht wort hij gheleken.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
‘Want soo de brave baerdt baert wijsheyd en verstandt,Ga naar voetnoot25
‘Dan vintmen meer Doctoors als sotten in het landt.Ga naar voetnoot26
|
|