De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 726]
| |
105. Ezel en zijn drij Meesters.Ga naar voetnoot*1 Dit past zeer wel op't wijf daer van in't leven Dionysii ghemeldet wort. Want als de 2 Ionghe Dionysius over landt reysde, ontmoetede hem een wijf, die hem aensprack, 3 ende seyde, dat zij eerst des Ouden Dionysii ondersaet gheweest had, maer datse 4 om zijn grousame Tyrannije van hem was ghetoghen, en een ander Heer ghesocht, 5 ende noch een arger verkreghen hadde, dien zij oock daernae verliet, ende had nu 6 noch een arger gevonden, welckers tyrannij zij oock niet verdraghen konde, ende had 7 deshalven haer onder den Ionghen Dionysio als eenen fraeyen Heer begeven, doch 8 met haer hooghste schaed onder noch grooter Tyran, als alle de anderen. Was daer- 9 om van meyning geen ander Heer te soecken, uyt vrees datse noch geen argheren 10 soude krijghen. IN 'T LEVEN DIONYSII. | |
[pagina 727]
| |
CV
Den loomen Ezel klaeght mistroostigh en verslagen,Ga naar voetnoot1
Dat hij most door de stadt, ooft, moess, en wort'len dragen,
En van de leckers zijn bespot en oock bejoutGa naar voetnoot3
Watte' ooren heeft dit dier! beschimpt zijn en bespout.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Hij biddet Jupiter dat hij hem wil verhooren,Ga naar voetnoot5
En voor dees Hovenier een beter Meester spooren,Ga naar voetnoot6
Daer hij gheruster leeft: zijn bede' hem wort vergunt:Ga naar voetnoot7
Hij krijght een Tichler weer, die d'ander wijt uytmuntGa naar voetnoot8
In 'saerbeyds swaren last. Hij smeeckt om hulp de GodenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Om eenen andren baes, die hem redd' uyt dees noden.Ga naar voetnoot10
Krijght een Seemtouwer, die hem soo beswaert met last,Ga naar voetnoot11
Dat voor onwilligheyt hem knuppels zijn ghepast.Ga naar voetnoot12
Bedenckt in zijnen zin, was ick niet geck vol sottheyt,
Dat ick mij selven streel, door mijn (te plompen) bottheyt,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Dat licht vernieuwen baert, veranderen van staet;Ga naar voetnoot15
Ick hebb' het goe veracht, 'tnaeklaghen is te laet.
‘Dit is 'toprechte beeld van onghestade menschen,Ga naar voetnoot17
‘Die nimmermeer vernoeght altijdt nae beter wenschen,Ga naar voetnoot18
‘Geen onghemack ghewoon, en eermen daer op lett,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
‘Zij willen alle tijd van't eene' op't ander bedt.Ga naar voetnoot20
‘Verkrijghen dan haer wil, en van het quaed in quaeder
‘Vervallen voort, en voort. Bedencken zich dan naeder;Ga naar voetnoot22
‘En prijsen in haer zin het geen zij t'onbedachtGa naar voetnoot23
‘Eerst hadden wispeltuyr versmeten en veracht.
25[regelnummer]
‘Verwerpt geen' oude schoen, leert u gheluck verdraghen:Ga naar voetnoot25
‘'tZijn stercke beenen die de weelde konnen draghen.
|
|