De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 716]
| |
100. Het Veld en Stad Muysken.Ga naar voetnoot*1 Ghelijck als de Veld-Muys, hoewel zij op't veld genoegh te eten had, evenwel om 2 de leckere beetkens, haer uyt het veld met lijfs-perijckel in een huys begaf: Alsoo 3 mede heeft de leckertand Apicius den Romeyn ghedaen. Want of hij schoon niet 4 alleen ghenoeghsame, maer oock zeer goede spijs te Romen had: evenwel nochtans, 5 alsser een quam, ende hem seyde, dat te Minturn zeer lecker rivier-kreeften, ende 6 in Alexandria bovenmaten welsmakende Squillen of Zee-krabben te crijghen waren, 7 soo heeft hij hem met groot ghevaer van Romen na Minturn, ende van daer na 8 Alexandrien begheven, op dat hij slechs die leckere beetkens eten mochte. Maer 9 als hij daer quam, soo en heeft hij niet alleen geene van dien te eten, maer oock niet 10 te zien connen becomen: dies hij met groot onwil, ende lijfs-ghevaer hem weder na 11 Romen moest begeven. SENECA. | |
[pagina 717]
| |
C
T'bol Muysken vander Stadt de Veld-Muys quam vergasten.Ga naar voetnoot1
Maer vondt soo sobren disch, dat het zich niet verbrasten:Ga naar voetnoot2
Want erten, boonen, grut en wortlen was de kost,Ga naar voetnoot3
Daer't leckere diefken zich mee vrolijck maken most.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
De Stad-Muys onghewoon soo sobre middagh-maelen,
Wil tot een soete wraeck bett haer waerdinne onthalen:Ga naar voetnoot6
Zwert suster, seght zij, komt, versoeckt u oude kaer:Ga naar voetnoot7
Vergast mij, daermen smetst oft altijd bruyloft waer.Ga naar voetnoot8
De Veld-Muys is ghereed. Ter Stadwaert zij zich haesten,
10[regelnummer]
De Stad-Muys vind haer woonst' en wilkoomt haer ten laestenGa naar voetnoot10
In 'skelders diep ghewelf, daer't niet min was onvrij,
Als rijckelijck verzorght van alle leckernij:Ga naar voetnoot11-12
Want 'stafelknechts versoeck haer beven ded', en ijsen,Ga naar voetnoot13
Soo dick hij voorraets haelde om 'sMeesters disch te spijsen:Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
En steurden 'tMuyse mael, nu met, nu sonder kaers,Ga naar voetnoot15
Naer't rispelen jeloes. De Veld-Muys vol ghevaers,Ga naar voetnoot16
Sprack, Smaek noch soeticheyd aenbrenght mij 'tlecker eten:Ga naar voetnoot17
In't veyligh kies ick liefst rauw' bonen en erweten.Ga naar voetnoot18
‘Wie soberlijcken leeft in't vrije en open veld,
20[regelnummer]
‘Die 'swerelts pracht versmaet, en goud-sucht niet en quelt,Ga naar voetnoot20
‘Smaeckt droogh broodt suycker-soet, als d'hongher hem komt nooden,Ga naar voetnoot21
‘Daer't hoff walght van't gebraet, noch smaeck vindt in't ghesoden.Ga naar voetnoot22
‘Want laegheydts armoed' is het veylighste van al,Ga naar voetnoot23
‘Daer hoogheydts weelde daelt, komt plotselijck ten val.
|
|