De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 702]
| |
93. De Voghelaer en de Oijevaer.Ga naar voetnoot*1 Noch was de Tyran Nero grover ende wreeder. Want als hij zijn Tyrannische net 2 uytspande, om al die gene te vanghen ende verworgen, die hem in't minste tegen 3 waren; soo quam die onschuldighe Soranus Senecae broeder oock in zijn strick: ende 4 doe hij hem bevond alsoo gevanghen, bat hij Nero, hij wilde hem niet dooden, na- 5 dien hij niemand leet ghedaen had, noch hem in't alderminste niet teghen gheweest. 6 Doch hij konde niet verwerven, maer is van dien grouwsamen Tyran omghebracht. XIPHILINVS. | |
[pagina 703]
| |
XCIII
Eens Landmans acker stond gelaen met gouden koren,Ga naar voetnoot1
Maer 'twert van Ganzen en van Kranen afgheschoren.Ga naar voetnoot2
Dies hij van toornigheyd zijn stricken heeft ghestelt,
Om dees roof-voglen te verrasschen op het veld.
5[regelnummer]
Hij lagh op zijne luym met overgroot verlanghen,Ga naar voetnoot5
En heeft juyst bij gheval een Klepelaer ghevanghen.Ga naar voetnoot6
Den Oyevaer uyt ancxt heeft zijne onnoozelheydGa naar voetnoot7
Den Ackerman verbaest tot onschuld voorgheleyd:Ga naar voetnoot8
Den tijd mijns levens noeyt beschadighde ick u granen,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
(Zeght d'Oyevaer) ghelijck de Ganzen en de kranen.
Neen (sprack de Voghelaer) het lijf is u ontzeyd,Ga naar voetnoot11
V onschuld niet en geld, ick vind u op het feyt.Ga naar voetnoot12
‘Wie veyligh leven wil in stilheyd uytghenomen,Ga naar voetnoot13
‘Verzel zich daeghlijcx bij 'tghezelschap van de vromen.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
‘Want wie den quaden volght, die't booze zijn gewoon,
‘Word eyndlijck achterhaelt, en krijght der quaden loon.
|
|