De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 680]
| |
82. 'tHert, 'tSchaep en Wolf.Ga naar voetnoot*1 Aldus heeft Tatianus I. een ander beclaegt, eerstlijck voor Alexanders hof-meester, 2 daerna voor den Keyser selfs, als dat hij hem etlijcke schepelen gersts schuldigh was, 3 ende niet en wilde betalen. De beclaegde wedersprack hem stantvastelijck, segghende 4 hij was hem niet schuldigh. Maer Tatianus drongh hem soo ongheschicte hard met 5 dreygen, dat hij eyndlijck uyt vreese seyde, hij was hem soo veel schepelen gersts 6 schuldigh. | |
[pagina 681]
| |
LXXXII
Het ranck ghehorent Hart 'tonnoozel Schaep beklaeghden,Ga naar voetnoot1
En voor den wreeden Wolf vergramt ter vierschaer daeghden,Ga naar voetnoot2
Op dat het van de terwe en tgraen mocht zijn betaelt,Ga naar voetnoot3
De welck hem quam van ouds en had tot noch ghefaelt.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
De Wolf als rechter heeft verhoort haer beyder zegghen,Ga naar voetnoot5
En heeft het weerloos Schaep wel ernstigh op gaen legghen,
Dat het aent klachtigh Hart het koren zoud voldoen,Ga naar voetnoot7
En op ghezetten dagh zich tot voldoeningh spoen.Ga naar voetnoot8
T'onnoozel bevend Lam heeft alles aenghenomen.Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Maer als nu 'tHart is ter ghezetter tijd ghekomenGa naar voetnoot10
Heeft 'tSchaepken 'tHart belacht om't vast beloofde graen,Ga naar voetnoot11
En zeyde, Ick dede uyt vreeze al tgene ick heb ghedaen.
‘D'onnoosle moet uyt schrick in der tyrannen hoven,Ga naar voetnoot13
‘Tgene hij niet schuldigh is uyt anxt en vrees beloven.
15[regelnummer]
‘Want wie te schaffen heeft met eenigh wreet tyran,Ga naar voetnoot15
‘Op dat hij hem ontgae belooft al wat hij kan.
|
|