De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 674]
| |
79. Stier en't Muysken.Ga naar voetnoot*1 Aldus gingh het den machtighen Roomschen Oversten Marco Antonio: dese worde 2 van een kleyne Vorst uyt Parthen heymlijck aengherant, ende leedt schade, hoewel 3 niet groot. Als nu dese Vorst weghvluchtede, ende in een zeer diepe dal ende ver- 4 sekerde plaets hem verbergde, soo heeft Antonius dese schaed hoogh genomen, ende 5 hem met drie honder duysent man daer henen gemaeckt, daer de Vorst verborgen 6 lagh; doch en heeft met al zijn macht hem niet connen krijghen, noch uyt zijn stercte 7 verdrijven, maer is sonder yet uyt te rechten daer van daen ghetrocken. PLVTARCHVS. | |
[pagina 675]
| |
LXXIX
Den horen-drager Stier hem zelven Koningh noemdeGa naar voetnoot1
Van al't viervoetigh vee, en al wat d'hoornen kromde;
Beroemde dat hij 't al braveerde aen elcken kant:Ga naar voetnoot3
Ia zelf te boven gingh den stercken Oliphant,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Den Leeuw, den Beyr, den Wolf, en wreede Panther-beesten,
En alles wat zich houd in dalen en foreesten.Ga naar voetnoot6
Terwijlen hij dus roemt, een Muys kruypt uyt haer hol,Ga naar voetnoot7
En bijt den Stier in't been: dies hij van gramschap dol,
Zijn leet te wreken tracht, en t'Muysken wil vervolghen,
10[regelnummer]
tWelck hem in't hol ontvlucht: dies brult hij zeer verbolgen:
Want telcken als hij zich wil wreken van zijn leet,Ga naar voetnoot11
Loopt 'tdiefken in zijn hol, dat hem zoo schendigh beet.Ga naar voetnoot12
‘Hoe groot een Koningh is door al zijn heerlijckheden,
‘Al is hij schoon het hooft van menigh duysent steden,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
‘Zoo kan een onderzaet, en minder onderdaen,Ga naar voetnoot15
‘Hem door zijn kloeckheyd noch veel hinders brenghen aen.Ga naar voetnoot16
|
|