De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 668]
| |
76. Leeuwe, Vercken, en Gier.Ga naar voetnoot*1 Even alleens, doe Hircanus, ende Aristobulus teghen malcanderen oorloghden, hoopte 2 Herodes een goede beet van d'een of d'ander te crijghen, ende daerenboven het Iood- 3 sche Rijck: want hij voorseker meynde dat een van tween verslagen soude werden. 4 Maer zijn hoop viel inde assche. Want als zij lang metten anderen geoorloght hadden, 5 ende moede wierden, soo hebbense beyde opghehouden. SABELLICVS. | |
[pagina 669]
| |
LXXVI
De Leeuw en t'Wilde Zwijn malkanderen ontmoeten,Ga naar voetnoot1
Met opghespeerden muyl d'een d'ander fel begroeten.Ga naar voetnoot2
De Leeuw, wiens kracht bestaet in zijnen slinger steert,Ga naar voetnoot3
Het wilt gheborstelt Zwijn zeer eysselijck aenveert,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
En scheurt het dicke speck met zijn gheslepen tanden:Ga naar voetnoot5
'tZwijns ooghen zietmen flucx gelijck twee kolen branden,Ga naar voetnoot6
En't grijpt zijn vijand aen om teghenweyr te bien:
Terwijl de vogel Gier haer worstlen gaet bespien
Van eenen groenen tack, waer op hij is ghezeten,
10[regelnummer]
En vast op d'eerste die van tween zal zijn verbeten.Ga naar voetnoot10
Maer als zij strijdens moede opschorten haer ghevecht,Ga naar voetnoot11
En yder loopt zijns weeghs, en niemand onder leght,Ga naar voetnoot12
Den hongherighen Gier door ijdel hoop bedroghen,
Versteken van zijn vreughde is elders heen gevloghen.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
‘Wie zich te vroegh verblijd op't niet en 'tonghewis,Ga naar voetnoot15
‘En deylt den beyren-huyt eer't beest ghevanghen is,Ga naar voetnoot16
‘Ten lesten dickwils rouwe en droefheyd zal bespringen:Ga naar voetnoot17
‘Sot is hij die veel roemt in onverkreghen dinghen.
|
|