De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 664]
| |
74. De Leeuwe, Ezel en Vos.Ga naar voetnoot*1 Dus hebben metten anderen ghehandelt Jugurtha Hiempsal ende Adherbal. Want 2 als zij 't Koningrijck van Numidien metten anderen souden paerten, soo heeft Hiemp- 3 sal het beste deel ende de voornaemste plaetsen des lands voor hem selven behouden. 4 Maer Jugurtha, die altijt een Leeuwen hert droegh, die heeft onlangs daer nae dezen 5 Hiempsalem overvallen ende ghedoodt, ende zijn landschap ingenomen: 'twelck Ad- 6 herbal ziende heeft zick daer over grootlijcx ontset, ende hem aen't cleynste deel laten 7 ghenoegen. SALLVSTIVS. | |
[pagina 665]
| |
LXXIV
Den Ezel, Vos, en Leeuw zijn onderling verdraghen,Ga naar voetnoot1
Ghelijckerhand om roof en buyt te gaen uyt jaghen:Ga naar voetnoot2
Zij renden door het wout, en hielden nerghens stee,Ga naar voetnoot3
Ter tijd zij afghejaeght betrapten een jongh Rhee.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Doen sprack den Ezel, laet ons nu geenzins krackeelen,Ga naar voetnoot5
Maer t'jonghe Rhee in drijen voor ons te gader deelen.Ga naar voetnoot6
De Leeu hierom verstoort en eysselijcken gram,Ga naar voetnoot7
Den Ezel flucx verscheurde, en daedlijck 'tleven nam.
En spreeckt het Vosken aen, t'zal nu met ons ghelucken,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Deylt ghij den verschen roof in twee ghelijcke stucken.Ga naar voetnoot10
De Vos verscheurden 't Hert, en deylden t'beest van een,Ga naar voetnoot11
Maer gaf zijn Koning 'tgrootste en t'beste deel van tween.
Dies zich der Dieren Vorst tot Reynaert spoedigh keerde,
En vraeghde, in wat school hij dees beleeftheyd leerde?Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Eens anders ongheluck, sprack Reyntien heel beleeft,Ga naar voetnoot15
Des Ezels droevigh eynd mij onderwezen heeft.
‘Wie 'sandren voorbeeld zich verstrecken laet een lesse,Ga naar voetnoot17
‘En houd d'ervarentheyd zijn voedster en meestresse,Ga naar voetnoot18
‘Veel zwarigheyds ongaet, en s'levens tijd verlenght,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
‘Terwijl d'onwijze zich in druck en lijden brenght.
|
|