De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 656]
| |
70. Kuycken-Dief en Koekoeck.Ga naar voetnoot*1 Ghelijck de Havick den Coeckoeck: also bespottede Alexander Magnus Anaxarchum, 2 dat hij een arm leven leyde, ende slechte grove spijse at: maer dat Alexander met de 3 costelijcste leckernijen ende lieflijcste wijnen hem verlustighde, ende van alle dinghen 4 (herteken wat lust dij) hadde. Maer niet lang hier nae valt Alexander in een groote 5 kranckheyt, ende wort vande Medicijnen in een kamer gheleyt: 'twelck als Anaxarchus 6 vernam, soo lachte hij wederom met Alexander, ende zeyde: hij woude liever met 7 slechten cost en dranck zijn ghesontheyt behouden, als met leckere beetkens hem 8 selven ziecten ende smerten veroorsaken, ende vande Medicis als een gevangen man 9 ghehouden werden. AELIANUS. Medicè vivere, est miserè vivere: PLAUTINUM. | |
[pagina 657]
| |
LXX
De schampre Kuycken-dief, die daeghlijcx met zijn kluyvenGa naar voetnoot1
De Kuyckenen verscheurt en d'arme tortel-duyven,
Den Koeckoeck heeft beschimpt, om dat voor zijnen kost
Hij daeghlijcx zijnen buyck met pierkens vullen most;
5[regelnummer]
Vermits hij veel te bloode om yemand aen te randen,Ga naar voetnoot4-5
Zijn zeen'wen nimmer tot yet treffelijcx uytspanden.Ga naar voetnoot6
De Vogel die altijd zingt op een zelve maet,Ga naar voetnoot7
Ghetroosten dat hij dus veracht werd en versmaet:Ga naar voetnoot8
Ghetroosten dat hij zich met wormkens most erneeren,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Ter tijd hij onlancx spoorde, en kenden aen zijn veeren,Ga naar voetnoot10
Den Kuycken-Dief door list des voghelaers gheva'en,Ga naar voetnoot11
Die hingh aan 'stoorens top tot spiegel voor de qua'en.Ga naar voetnoot12
O (sprack de Koeckoeck doen) indien ghij goedertierenGa naar voetnoot13
V sober had vernoeght met wormkens en met pieren,Ga naar voetnoot14-15
15[regelnummer]
Ghij had u vrijheyd noch, en waert niet min als ick,
Ontweken vrij en vranck der voghelaren strick.
‘Wie met een sobren disch vernoeght zich houd te vreden,
‘Ontgaet 'tperijckel licht van veel ghevaerlijcheden.
‘Maer wie behaghen schept in weelde en overdaed,
20[regelnummer]
‘Zich lichtelijcken brenght in eenen droeven staet.Ga naar voetnoot20
|
|