De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 654]
| |
69. Sleck en Adelaer.Ga naar voetnoot*1 Aldus ist Justiniano den tweeden ghegaen. Want als hij uyt het Roomsche Rijck 2 verjaegt ende zeer vernedert was, soo heeft hij Trebellium den Koning in Bulgaria 3 versocht, ende ghebeden, hij wilde hem wederom in zijn Keyser-rijck helpen, soo wild 4 hij hem daervoor met groot gelt ende goet vereeren. Trebellius deed zijn best met 5 zijn volck ende geldt, behieldt d'overwinningh, ende bracht Justinianum wederom 6 aen't Keyser-rijck: begeerde daerop 'tbeloofde gelt. Maer als Justinianus zijn belofte 7 niet na en quam, soo greep Trebellius hem aen, ende nam hem geld, goudt, eer, landt, 8 ende het Keyserrijck. CUSPINIANUS. | |
[pagina 655]
| |
LXIX
De Sleck met haren staet misnoeght, en gantsch 'tonvreden,Ga naar voetnoot1
Vermits zij kruypen most, en werd van elck vertreden,
Bad d'Arent dat hij haer ten Hemel voerde om hoogh,
Op dat zij 'sweerelts kloot met een doorzichtigh ooghGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Eens overgapen mocht, en alle de rivierenGa naar voetnoot5
Die vochtigh hier en daer ghekrunckelt henen zwieren:Ga naar voetnoot6
Zij wild' hem voor dien dienst vereeren met den schat
Eens peerels die zij korts op 'tveld ghevonden had.Ga naar voetnoot8
Den Arent haest verbeen haer op nam met zijn klouwen,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
En dede haer d'ommeloop des aerdrijcx naeckt aenschouwen,Ga naar voetnoot10
Ten lesten hij verzocht van haer 'tbeloofde pand:
Maer als hij bij de Sleck noch bagh noch peerle vand,Ga naar voetnoot12
Hij haer den necken brack, en deerlijck bracht om 'tleven.Ga naar voetnoot13
‘Wie niet vernoeght met tgeen nature hem heeft gegeven,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
‘Maer steeds nae hoogheyd tracht, perijckel loopt voor al,Ga naar voetnoot15
‘Dat hem ghenaeckende is een ijsselijcken val.
|
|