De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 640]
| |
62. Chamaeleon.Ga naar voetnoot*1 Dierghelijcke eygenschap heeftmen aen Alcibiades bevonden. Want hij heeft hem om 2 de snoode Eer heftigh becommert, ende gelijck de Chamaeleon vande lucht, alsoo 3 heeft hij hem vande gemeene lof ende roem gevoedet, ende zijn leven onderhouden. 4 Daerom hij oock den huyck na alle winden hing, ende allerley zeden ende manieren 5 aennam. Bij die van Athenen leefde hij na haren aert vriendlijck in zeden ende ghe- 6 laet: met die van Persen onvriendelijck ende oploopigh, drinckende ende klinckende 7 &c. met den Troianen begaf hij hem tot vleyschelijcke wellusten. In somma, wiens 8 broodt hij at, diens woordt hij sprack. Doch hoewel hij de luyden sochte te lievekosen, 9 ende een gilde van een man te zijn, soo heeft hij nochtans der deughtsamer menschen 10 zeden niet aengenomen. PROBVS. | |
[pagina 641]
| |
LXII
T'gheschubt Chamaeleon steeds bij de locht moet leven:Ga naar voetnoot1
De locht alleen dit dier kan spijze en voedzel geven.
'tHeeft voeten scherp geklauwt, het krunckelt zijnen steert,Ga naar voetnoot3
'tWaeckt s'daeghs zoo wel als s'nachts, 'tis stout en onverveert.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Als eenen Protéus veel gedaenten kan verwerven,Ga naar voetnoot5
Zoo treckt dit dier tot zich van allerhande verwen
Het blinckende ghestalt, maer weyghert rood en wit.Ga naar voetnoot6-7
‘Den loghen-prater, die aen s'Princen tafel zit,Ga naar voetnoot8
‘Men bij't Chamaeleon ghelijcken magh met reden:Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
‘Hij vult des Vorsten oor met vele nieuwigheden;
‘Verkoopt hem wat hij wil, smeet d'een aen d'ander klucht
‘Van allerley ghestroyt en wijd verziert gherucht:Ga naar voetnoot11-12
‘En blijft hij zomwijl in zijn loghentael ghevanghen,Ga naar voetnoot13
‘Hij krijght noch vrees noch schaemt, noch roo' noch bleecke wanghen.Ga naar voetnoot14
|
|