De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 630]
| |
57. De Vlieghe en Mieren.Ga naar voetnoot*1 Sulcke redenen zijnder ghevallen tusschen Maximianum ende Diocletianum. Want als 2 Maximiamus onderstont Diocletiano wijs te maken dat het beter was op zijn boersch 3 als op zijn hoofsch te leven: soo heeft Diocletianus het Keyserrijck ende al zijn 4 Mt. verlaten, ende op't veldt in een hutte hem met slechte cost ende dranck laten 5 ghenoeghen; tot den welcken Maximianus namaels quam ende prees ende roemde 6 hemselven boven Diocletianum, om dat hij daghelijcx heerlijck leefde, ende aende 7 Keyserlijcke tafel wel at ende dronck, en dat Diocletianus zijn buyck met grove spijs 8 vervulde. Daerop hem Diocletianus antwoorde: hij was met sulcx wel te vreden. Want 9 een goet Ruyter, wort wel uyt den zadel gelicht: Ende costelijcke brassers, zijn haer 10 leven niet seker. CVSPINIANVS. | |
[pagina 631]
| |
LVII
Der Vlieghen Keyzer zich veel lofs heeft toegeschreven,
Vermits hij in't palleys der Princen hoogh verhevenGa naar voetnoot2
Aen s'Vorsten tafel at, daer t'Mierken t'zomers vastGa naar voetnoot3
Met arbeyd was bezwaert en wonderlijck belast;Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Zoo datze meer een Peert of Ezel was gheleken,Ga naar voetnoot5
Die staegh tot d'ooren toe in slavernije steken.Ga naar voetnoot6
Den arbeyd, zeght de Mier, kan niet zoo schand'lijck zijn,
Als leegheyd, die best past den Hond of t'vuyle Zwijn.Ga naar voetnoot8
Welcx leven van ons tween oock waert is meerder eerenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Zal ons d'ervarentheyd des tijds heel kortling leeren.Ga naar voetnoot10
T'was nauwelijcx ghezeyd; de winter-tijd verscheen:
De Vlieghe in armoe sterf met droefheyd en gheween;Ga naar voetnoot12
Maer d'altijd kloecke Mier verzorght in hare schuren,Ga naar voetnoot13
De winter wonder veyl in weelde kon verduren.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
‘De Luyaert, die de bloem van 'slevens tijd verslaept,
‘In plaets van vruchten niet dan stekel-doornen raept:
‘Vergaet in zijn ellend; terwijl door s'Heeren zeghen,
‘De vrome wel verzorght en heerlijck is bedeghen.Ga naar voetnoot18
|
|