De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 618]
| |
51. Den Aep en de Katte.Ga naar voetnoot*1 Diergelijcken gebeurde in AEgypten ter tijd des Konings Rhampsiniti, die machtigh 2 ende rijck was, ende groot goet ende geldt in zijn schatkamer had verborghen. Als 3 nu dese schat eener kont gedaen was, ende niet en wist hoe hy wat vanden selven 4 soude mogen becomen, soo heeft hy zijn megesel (ghelijck de Smit de tang) daer 5 toe ghebruyckt, die de hand inde schatkamer heeft ghesteken, ende zich gebrandet 6 heeft: want hy by zijn handen met ijseren stricken ende ketenen verstrict wierde. 7 Doen hy nu jammerlijck kreet, gaf hem de ander opde vlucht, ende liet zijn megesel 8 inden strick zitten. HERODOTUS. | |
[pagina 619]
| |
LI
De Sim, om t'huysgesin afwezich te verrasschen,Ga naar voetnoot1
En snoepen de ghebraen Castanjen uyt der asschen,
Nam 'sKatten lincker-poot, hoe zeer zy was vervaert,
En krabde de ghebraen Kastanjen uyt den haert.
5[regelnummer]
De Puys heeft luy ghemaut als zy haer klauw verbrade,Ga naar voetnoot5
En riep, houd op, houd stil, mijn lincker poot lijd schade:
Mijn vleysch is niet meer stael, en yser als het dijn;Ga naar voetnoot7
Wat Tyrannije is dit, ick lijde groote pijn.Ga naar voetnoot8
Maer onze moeder Sim niet afliet van verzengen:Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Voorze had de kolck ontbloot van gloeyende karstenghen:Ga naar voetnoot10
Belachende de Kat int midden van't verdriet,
En riep Hoe beerdy dus, u pijne voel ick niet.Ga naar voetnoot12
‘Een Koningh die zijn rijck en palen wil vergrootenGa naar voetnoot13
‘Ghebruyckt zijn eyghen volck en kloecke rijcxgenooten:Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
‘Hy houd zich uyt t'gevaer, en haelt als met haer hand,Ga naar voetnoot15
‘Al t'geen zijn herte wenscht uyt s'oorloogs fellen brand.
|
|