De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 614]
| |
49. 't Hart en de Ossen.Ga naar voetnoot*1 Ghelijck het Hert vande Iagers, also zijn de vijf Koningen opter jacht ghekreghen. 2 Want als zy haer inde vlucht wouden salveren, soo begaven zy haer slechs in een 3 hol, meynende zich daerinne te onthouden, ende Josuae t'ontcomen: maer zy wierden 4 aldaer ghevonden, uytghehaelt, ter aerden neergheworpen, met voeten haer halse 5 ghetreden ende aen vijf boomen ghehangen. IOSUAE 1. 10. | |
[pagina 615]
| |
XLIX
Des jagers koppels 'tHart ghezamentlijck bespronghen.Ga naar voetnoot1
'tHart vond zich van alzins vervolght en stijf gedrongen:Ga naar voetnoot2
En mat en afghejaeght lancx beemd, bosch, bergh, en dal,
Verbergh zich onverziens in eenen Ossen-stal.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
O Stieren (roept het wilt, beanxst en half verslonden,)Ga naar voetnoot5
Beschermt hem die bynae een proeye is voor den honden.Ga naar voetnoot6
Het leven ben ick quijt: den adem my begeeft.
Der bracken honger my bynae verbeten heeft.Ga naar voetnoot8
Ellendige! zeght d'Os, wat koomdy hier gheronnenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Tot zulcke, die helaes! u niet beschermen konnen?
Versteeckt u hier int hoy, verberght u niet te min.Ga naar voetnoot11
De meester juyst op't slagh die koomt ter stallen in,Ga naar voetnoot12
En vanght t'gehorend Hart, dat nat van 't zweet bedropen,
Den jager nu vergeefs ontvlucht was en ontloopen.
15[regelnummer]
‘Wie hulp en troost verzoeckt aen zulck een teeder man,Ga naar voetnoot15
‘Die zwack en weerloos is, en niemand helpen kan,
‘Van't eene lijfs ghevaer in t'ander zal geraecken.Ga naar voetnoot17
‘Voorzichtigh zijn de geen die in't perijckel waecken.Ga naar voetnoot18
|
|