De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 606]
| |
45. De Vorsschen en haren Koning.Ga naar voetnoot*1 Alsoo mede waren de Romeynen met den Keyser Diocletiano niet te vreden: be- 2 geerden derhalven een ander; ende kreghen Maximinianum na haer eyghen begeeren: 3 maer die en stondt haer oock niet aen. Dies zy Constantium verkosen; daer na 4 Galerium, na hem Valerium Severum; ende en waren met geen van allen te vreden, 5 tot dat sy den grousamen Tyran Maxentium kreghen, die als een wreede bloethond, 6 kleyn ende groot, jongh en out, mannen ende wijven aenviel, ende op't grouwe- 7 lickste plaegde ende onderdructe. IN VITIS IMPERATORVM. | |
[pagina 607]
| |
XXXXV
De Vorschen Jovem om een Vorst, oft Koningh baden:Ga naar voetnoot1
Den Hemel om zich van haer klachten wat t'ontladen
Haer eenen Hollen Stronck toevoeghde als vooght van't rijck:Ga naar voetnoot3
Die voor fluweel aentrock een rock van't fijnste slijck.
5[regelnummer]
De Kickers niet te vreen met dezen dooden Koningh,
Die noch beschermingh bood noch straffe noch belooningh,
Weer Iupiter op nieus aenriepen, om een Vorst
Die Ziel en leven droegh van binnen in zijn borst.
De Blixem-voerder haer den Reyger heeft ghezonden,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Die deen nae d'ander heeft zeer jammerlijck verslonden.Ga naar voetnoot10
‘Ghy die van dertelheyd geen weelde draghen mooght,
‘Noch nimmer u vernoeght aen eenen vromen vooght;Ga naar voetnoot12
‘Ziet toe, en wacht u wel van licht te muytineren,Ga naar voetnoot13
‘Noch wilt zoo onbedacht verwerpen u Lands Heeren.
15[regelnummer]
‘Zoo d'eerste reedlijck is, of al wat strenghe viel;Ga naar voetnoot15
‘Een tweede koomt al haest, en neemt u lijf en ziel.Ga naar voetnoot16
|
|