De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 604]
| |
44. Strijd der Voghelen en der Beesten.Ga naar voetnoot*1 Ghelijck als de vliermuys teghen de voghelen, also heeft Hiero hem ghedraghen 2 teghen Themistoclem. Want als Themistocles teghen die van Perssen oorlogen wilde, 3 so begeerd hy van Hierone, dat hy sick by hem wilde voeghen, ende helpen hem 4 strijden teghen die van Persen. Maer Hiero sloegh hem sulcx uyt vreese af, ende 5 stelde sick ter syden. Doen nu Themistoclis boven lagh, ende nade vercreghene 6 overwinninghe groote Triumfe ende schouspelen hield, so quam Hiero mede om hem 7 by te zijn ende met hem te triumferen. maer Themistocles wees hem met grooten 8 spot van hem wegh, seggende: De wijl ghy my inden strijt ende in't perijkel niet 9 hebt willen by staen, so zijt ghy niet weerdigh in tijdt van vrede mijn megesel te 10 zijn, ende de gemeene vreught deelachtigh te wesen. AELIANUS. | |
[pagina 605]
| |
XXXXIV
T'viervoetigh wild ghediert' streed met t'ghevogelt heftigh.
Men quam van weder zijds te velde prat en deftigh:Ga naar voetnoot2
T'zy om dat veel te laegh t'ghevogelt dalen quam,
En 'teyghendom al meer des aerdrijcx tot zich nam,
5[regelnummer]
Oft ander oorsaeck, verre om d'oudheyd noch te zoeckenGa naar voetnoot5
Int onghekreuckt pampier van onbeschreven boecken.Ga naar voetnoot6
De strijd gingh dapper aen; een yder deed zijn best,Ga naar voetnoot7
Op dat hy zijn party verwinnen mocht int lest.Ga naar voetnoot8
De Vleermuys half beducht, haest tot den dieren neyghde,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Om best in tijds 'tontgaen t'ghedierte dat haer dreyghde,
Maer als de vog'len nu door't vlieghende gheruchtGa naar voetnoot11
De dieren dreven met de Vleermuys op de vlucht,
De Vleermuys sichtent om haer trou-loos onderwindenGa naar voetnoot13
Haer geenzins dorst int choor der vog'len laten vinden,
15[regelnummer]
Maer sluypt by duyster nacht omt quaed dat haer aencleeft,
Haer schamende de daed die zy bedreven heeft.
‘Al die in d'open locht het voorhooft op wil houden,
‘Zich wel van ontrou wacht, die dobbel werd vergouden.Ga naar voetnoot18
‘Wie eenmael ontrou pleecht, heeft altijd schande en smaet,
20[regelnummer]
‘En word van't mensgheslacht verbeten en ghehaet.
|
|