Logo DBNL
De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620 (1927)

De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620

(1927)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

37. De Leeuwe met d'andere Dieren.*



illustratie

1 Even also meynde Scipio AEmilianus, als hy tegen de Numantiners te velde lagh, dat 2 Cajus Metellus hem inden krijgh geen proffijt deed. Want hy hem voor een rechte 3 geck hield, ende seyde: So Caij Metelli moeder noch eens baren soude, het soude 4 voorseker een Ezel zijn. alhoewel nochtans desen Metellus voor een ongeschict 5 mensch gehouden worde, so is hy Scipioni nochtans in't selve Oorlogh zeer profij- 6 telijck gheweest.

COELIVS.

XXXVII
 
De Leeuw der dieren hooft beval dat alle beesten
 
Zich rusten tot den krijgh, de minste met den meesten.2
 
t'Langhalzighe Kameel, den Ezel en den Stier,3
 
De Beyr, den Haes, het Zwijn, en t'wreede Panther dier,
5
De Luypaert, en de Wolf, ten hove flucx verschenen,
 
Met al wat t'aerdrijck druckt, en voortstreed op vier beenen.6
 
Doen sprack de ruyghe Beyr, heer Koningh! zy dy dwaes7
 
Dat ghy ghedaghvaert hebt den Ezel en den Haes?8
 
Die onbequaem ter krijgh schier vluchten voor de doode?9
10
Den Ezel is te bot, den Haes is veel te bloode.10
 
Des Ezels dommigheyd is wijd en zijt berucht;11
 
En t'Haesken drijft de vreese al stadigh op de vlucht.12
 
Neen (sprack de stoute Leeuw) die twee ons nut zijn zullen:13
 
Den Ezel schrick aenbrenght, vermids zijn eyslijck brullen;14
15
Het Haesken vlugh en snel, in 't loopen wel gheleert,15
 
Boodschappen zal al t'geen wat inde krijgh passeert.16
 
‘Die om t'ghemeene beste eendrachtigh te beleyden17
 
‘Zoo rijp is van beraet, zoo kloeck en zoo bescheyden,18
 
‘Dat zelf d'onnutste hem oock te passe komen kan,
20
‘Die zulcke 'tbeeld uyt druckt van een byzonder man.20

Vorige Volgende