De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 562]
| |
23. Een Kraey en t'Schaep.Ga naar voetnoot*1 So als het Schaep de Kraey, soo heeft Theodorus Cyrenus den Tyran Lysimacho 2 geantwoort. Want als Lysimachus Theodorum grousaem plaegde, en hij't alles met 3 groote lijdsaemheyt ende sachtmoedicheyt verdroegh, soo wierde Lysimachus noch 4 veel duller, ende dreygde hem den doodt. Doe seyd Theodorus: ‘Ghy dreygt my 5 ‘arme krancke Mensche den doodt; maer hebt ghy een hert in't lijf, soo gaet heen 6 ‘en dreygt een machtigh Heer om't leven te brenghen. CICERO. | |
[pagina 563]
| |
XXIII
Een hongerige Raef tot stelen altijd vluggeGa naar voetnoot1
Vloogh t'witgewolde Schaep op zijnen bonten rugge:Ga naar voetnoot2
Vytpluckende vant vlies de wol ghelijck verwoetGa naar voetnoot3
Doorpickt het blancke vel, en zuypt t'onnoosle bloed.
5[regelnummer]
Het Lammeken lijd smert, doet niet dan droevigh blaren;Ga naar voetnoot5
Maer kan de vogel noch verschricken noch vervaren.Ga naar voetnoot6
Dies het ten lesten spreeckt: bloed-zuypende tyran,
Ghy zijt voorwaer op my een dapper helt en man;
Op my onnoozel dier en weerloos heel met allen:Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Maer hebdy t'hert bestaet den hond eens aen te vallen:Ga naar voetnoot10
De Raef word noch beweeght noch luystert nae dien zanck;Ga naar voetnoot11
Zuypt t'jonge lamren bloed, gaet vlytigh haren gangh.Ga naar voetnoot11-12
‘De klachten zijn vergeefs, vergeefs zijn al de tranen
‘Die voor een dwingeland uyt storten d'onderdanen:
15[regelnummer]
‘Hy lacht in haer verdriet, hy groeyt in hare smert,
‘En voed met haren druck de blyschap in zijn hert.
|
|