De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 560]
| |
22. D'oude ende jonge Kreeft.Ga naar voetnoot*1 Also is de Keyser Heliogabalus van kinds-been af, tot alle ondeught ende boosheyd 2 van zijn moeder opgevoedt ende gewent, daerom hy oock een overmaten godloos 3 leven geleydt heeft; ende doen hy noch in zijn jeught vanden Keyser Severo vermaent 4 ende gebeden wierde, dat hy den wegh der boosheydt wilde verlaten, ende op den 5 wegh der deugden keeren, gaf hy voor antwoord: dat hy dien wegh al gewennet was, 6 ende hadse van zijn moeder gheleert, kondse daerom niet laten. CVSPINIANVS. | |
[pagina 561]
| |
XXII
De schelpe-drager Kreeft wilde haers gelijck aenwijzen,Ga naar voetnoot1
Dat t'voorwaerts swemmen meer als t'aerslen is te prijsen:Ga naar voetnoot2
Al wast schoon dat nature haer luyden in dit deelGa naar voetnoot3
Int scheppen hadde ontbloot van schoonheyd al gheheel,
5[regelnummer]
Vermits zy andren hadde op andre wijs ghegeven
Met vinnen door het vocht recht voorwaerts uyt te sweven.
Maer d'onderwesen Kreeft sprack zijnen macker aen,
Dewijl hij't had gheleert hij zoudet eerst bestaen,Ga naar voetnoot8
En als een leerlijck beelt het vochte velt door ploeghen,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Hy wilde recht op't spoor hem nae te volghen voeghen.Ga naar voetnoot10
‘Ghy die't voortreflijck ampt eens leeraers vast becleet,Ga naar voetnoot11
‘En andren haer ghebreck te toonen zijt ghereet,
‘V zelven eerst bestiert, wilt in u zelf ghenezen
‘T'geen ghy in andren meynt bestraffelijck te wezen:Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
‘Want als ghy andren leert, en blijft vant goede schuw,
‘Zoo blijft een dobbel sonde en grover vleck in u.Ga naar voetnoot16
|
|