De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 558]
| |
21. T' Serpent en Aenbeelt.Ga naar voetnoot*1 Gelijc de Slangh te vergeefs met haer swacke tandekens het aenbeelt bestaet te 2 knaghen: Also hebben de vervolgers van Gods kercke te vergeefs met haer grim- 3 mige Tyrannie onderstaen de Christenen ende het Christen geloove uyt te roeyen, 4 gelijck als Nero, Traianus, Iulianus, Valerius, Severus &c. Want hoe zy de Christenen 5 meer vervolgden, hoe die selve haer standvastiger bewesen, so dat Severus eyndelijck 6 bekende ende seyde, dat hy hem selven met zijn tijrannie meer schaeds deede als 7 den Christenen, ende dat het Bloedt der gedooden het zaedt der Christenen was. IN SYMBOLIS IMPERATORVM. | |
[pagina 559]
| |
XXI
T'scherptandige Serpent belust wat te vermalenGa naar voetnoot1
Een Ambeelt hert van stael en yzer teenemaelen,Ga naar voetnoot2
Maer kon verwinnen niet op zulcken ys'ren romp;Ga naar voetnoot3
En maeckte t'aenbeelt niet, maer al zijn tanden stomp.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Als nu des diers gebit ten lesten was bedorven,
Heeft het van't aenbeelt tot een antwoort dit verworven:
Wat dolheyd gaet u aen? dat met u scherp gebitGa naar voetnoot7
Ghy om mijn hertheyd te verbrijslen zijt verhit!Ga naar voetnoot8
Laet af, laet af in tijds, al waren uwe tanden
10[regelnummer]
Van koper en van stael, ick maecktese ter schanden.Ga naar voetnoot10
‘Dees fabel wil de zulcke aen-spreken zonderlingenGa naar voetnoot11
‘Die zich aenmeten meer als Menschelijcke dinghen.Ga naar voetnoot12
‘Gelijck dat zotte volck dat met een ydel hoop
‘Een vaert langs t'Noorden zoeckt, spijt der natueren loop:Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
‘Dat met een eycken planck, o stoute Zee-gezellen!
‘Drijft door't bergachtigh ys gelijck als nae der hellen.Ga naar voetnoot16
‘En blijfter al een schip int Noorden voor den tolGa naar voetnoot17
‘Ghelijck een toren staen, zy varen even dol.
|
|