De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 552]
| |
18. De Wolf int schaeps-kleet voor de koy vant Schaep.Ga naar voetnoot*1 Ghelijck dese Wolf, soo heeft Saladinus een Turcsche Sultan ende Vorst in AEgyp- 2 ten hem vercleedt ende gants vriendelijck by den Christenen in Vranckrijck ende 3 Duytslandt gevoeght. De welcke hem kennende, tot hem seyden: alsdan willen wy 4 met dy vriendschap ende gemeynschap houden, als ghy geen Turck meer in dijn 5 hert, maer een Christen zijn sult. Daerop hy hem haestigh weghmaecte ende niet 6 meer aldaer sien liet. IGNATIUS. | |
[pagina 553]
| |
XVIII
De Wolf quam tot de koy der wapenlooze schapen
Vermomt met t'lamren-vel om d'Hamel te betrapen,Ga naar voetnoot2
En bad hem dat hy zich vervoegen wilde in't wout
Dat als een schoon prieel was loof-rijck opgebout:
5[regelnummer]
Maer d'Hamel seyde: ick zoude u geerne gaen verzellen
Indien ghy waert een Wolf die u te weyr mocht stellen,
Zoo eenich ongediert ons overviel in't groen:Ga naar voetnoot7
De Wolf gelijck verheught om zulck een antwoord doenGa naar voetnoot8
Van't schaeps-vel zich ontsloegh, en sprack: tsa gaen wy wacker:Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Ick ben de Wolf u Vrund en aldertrouste macker:
Neen sprack den Hamel doen, gaet uwer straten heenGa naar voetnoot11
En hebt met uws gelijck u lust en vreughd gemeen,
Mijn schaeps koy ick behoe ter tijd ick 'tmijnder bateGa naar voetnoot13
Een trou gezel bekoom daer op ick my verlate:Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Genoegh heb ick gheleert aen deze u vreemde pert,Ga naar voetnoot15
Dat onder't schapen-vel school 'twreede wolven hert.
‘Tis al van ouds dat om d'onnoosle te verlocken
‘De wreede 'tschapen-vel arghlistelijck aentrocken.
‘De schijn veeltijts bedrieght, dus is hy wijs bedacht
20[regelnummer]
‘Die Ioncker Wolfaert vreest, en zich voor't schaeps-vel wacht.Ga naar voetnoot20
|
|