De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 546]
| |
15. Vanden leugenachtigen Schaep-herder.Ga naar voetnoot*1 Alsoo ist met het garnisoen der Stadt Ampele in Peleponeso gegaen. Want die 2 hebben dickwils een gheschrey ghemaect, als had de Vyandt voor de poort geweest. 3 Daer op dan de Burgerije in't geweer quam. maer doen sy sagen datter geen vyand 4 voorhanden was, hebben zy met een quaedt genoegen het harnas ende wapenen 5 weder neergeleyt. Daer nae begaf het hem, dat de Vyand inder waerheyt aenquam. 6 Als nu de Burgers wederom opgheboden wierden, meynden sy dat het was, gelijck 7 het dickwils te vooren had geweest, namelijck een versiert Spiegel-ghevecht, wapen- 8 den haer daerom niet. met dien comt de Vyand aen, ende neemt sonder eenige 9 wederstant de Stadt in. MANVTIVS. | |
[pagina 547]
| |
XV
Een die met d'herder-staf de wit gewolde kudden
Voort ongediert op't veld belast was te beschudden,Ga naar voetnoot2
Vyt schalckheyd menigh mael zijn luyde stem verhief,Ga naar voetnoot3
Help wapen wapen help! en weert den Schapen-dief,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
De wolf mijn kud belaeght, en light hier by geslopen:Ga naar voetnoot5
De land-lien quamen flucx tot onderstand geloopen:Ga naar voetnoot6
Zoo lange tot van hem bedrogen menighmaelGa naar voetnoot7
Zy sloegen inde wind zijn schalcke logen-tael.Ga naar voetnoot8
Ten lesten quam de geen, die vast op jonge lamren,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Dies d'Herder deerlijck kreesch, het zoude een mensche jamren;Ga naar voetnoot10
Help naegeburen help! mijn kuddeken lijd nood,
De Wolf van't beste Vlies mijn schaeps-kud heeft ontbloot.Ga naar voetnoot12
Zijn roepen was vergeefs, vergeefs was 'sHerders weenen,
Zij dachten tis bedrogh, hy lieght gelijck voor henen.
15[regelnummer]
‘Zulcx en zoodanigh is der logenaeren loon,Ga naar voetnoot15
‘Diens goddelooze tongh te lieghen is gewoon:Ga naar voetnoot16
‘Al spreeckt hy zomtijds schoon de waerheyd zonder liegenGa naar voetnoot17
‘Men geeft hem geen geloof die lust heeft int bedriegen.
|
|