De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 538]
| |
11. Vande Wind, Sonne ende Wandelaer.Ga naar voetnoot*1 Het laet hem aensien of de twee Roomsche Keysers Titus ende Domitianus haer 2 even alsoo hadden aengestelt tegen den anderen. Want Titus gingh met het volck 3 heel lustigh ende vriendlijck om, liet geen hovaerdije aen hem mercken, en gaf een 4 yder goet ghehoor. Maer Domitianus gaf niemand een goet woordt, handeld' hard 5 en stuer met zijn ondersaten, ende pooghde hen met macht haer goet af te dringen. 6 En heeft nochtans met zijn ongerechtich Gewelt weynigh gelts ende veel vyandschaps 7 gemaeckt. Maer Titus heeft met zijn lieffelijcheydt groote gunst, ende al wat hy wilde 8 van hen verkreghen. IN 'T LEVEN DER KEYSEREN. | |
[pagina 539]
| |
XI
De sturen Boreas wel sterckelijck beweerde,Ga naar voetnoot1
Dat hy de schoone Zon in mogentheyd passeerde:Ga naar voetnoot2
Zulck roemen Phoebo docht een al te grooten spijt,Ga naar voetnoot3
Flucx dagende over zulcx den Blaes-kaeck uyt ten strijt.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
De Noord-wind was gereed, liet zich ter plaetsen vinden,Ga naar voetnoot5
En snorckte dat hy was de stercxste vande winden.Ga naar voetnoot6
Zy maeckten een verdragh: d'een voor en d'ander naer,Ga naar voetnoot7
Te proeven haere kracht op eenen Reyzenaer.Ga naar voetnoot8
De Bulderaer began, en blies met volle kaecken,
10[regelnummer]
Wierp eycke-boomen om, en hoogh-geresen daecken.Ga naar voetnoot10
De Reyziger terwijl hielt zijnen mantel vastGa naar voetnoot11
Spijt wat hy blazen mocht wel stijf om't lijf gepast.Ga naar voetnoot12
De Wind nae langh geruys niet ziende te vermoghenGa naar voetnoot13
Gaf oorlof dat de Zon nu oock haer kracht mocht tooghen.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
De Zon, die zoetelijck uyt s'Hemels gouden dack
Op't hooft des Reyzenaers met heete stralen stack,
Dat zweetende ademloos, zijn kleedren hem verdrooten,Ga naar voetnoot17
En zich van s'mantels last genoodzaeckt was t'ontblooten.Ga naar voetnoot18
‘Ghy die te streng regeert, leert wat een macht vermengt
20[regelnummer]
‘Met Re'en en zachtigheyd al nuttigheyd toe-brenght.Ga naar voetnoot19-20
‘Gematighde' heerschappy onbuygelijcke liedenGa naar voetnoot21
‘Veel dragelijcker valt als al te strengh ghebieden.
‘'Tgemeene Volck dat haet een al te korten lijn,Ga naar voetnoot23
‘'Twil liever zacht geleyd, als hart gedwongen zijn.
|
|