De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 422]
| |
[LXXIIII]
Siet hoe twee Schilders hier elck een omt beste deelGa naar voetnoot*
Vast schilderen om strijd met t' verwige pinceel.
Eccles. 9.
Hun wercken zullen in der konstenaren hand
Altijd gepresen zijn van d'eene in d'ander land.
| |
[pagina 423]
| |
LXXIIII
Den Schilder Zeuxis heeft zeer kunstigh met verstandGa naar voetnoot1
Een Kind met eenen tros gemaelt in zijne hand,Ga naar voetnoot2
Waer naer de Vogelen al graegh en hongrigh vlogen,
Maer komende daer aen zoo waren zy bedrogen.
5[regelnummer]
Waerom Parrhasius hier over heeft gesmaelt:Ga naar voetnoot5
Indien't Kind (zeyde hy) waer levende afgemaelt
De Vog'len hadden naer de druyf niet dorven picken,
Dewijl zy in 't gemeen voor Menschen zich verschricken:
En gingh zoo al terstond (uyt dryven der natuur)Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Een ploeyige gordijn betrecken op den muur,Ga naar voetnoot10
Die zoo getroffen was! zoo levendigh en milde!Ga naar voetnoot11
Dat Zeuxis als hy quam die zelfs oplichten wilde:
Aldus Parrhasius had met een listigh oogh
Verschalckt zijn Meester die de Vogelen bedroogh.
|
|