De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 324]
| |
[XXV]
Ziet hoe Anchisis Zoon den Vader helpt in nood,Ga naar voetnoot*
En Nero al verwoed zijn Moeder brenght ter dood.
Proverb. 10.
In eenen wijzen Zoon den Vader zich verblijd,
Maer in een Godloos kind de Moeder droefheyd lijd.
| |
[pagina 325]
| |
XXV
Doen Troeyen ondergingh en stont in roode kolen,
Doen't hongerige vuyr steegh opwaerts naer de Polen,Ga naar voetnoot2
En doen het Griexsche stael (al razende en verwoed)
Geen dingen zoeter vont dan het Troeyaensche bloed;
5[regelnummer]
AEneas met zijn Kind ontwijckt den brand te gader,
En neemt op zijnen halze Anchisen zijnen Vader:Ga naar voetnoot6
Hy draeght den Ouden man dat hem den rugge kraeckt,
Tot dat hy eyndelijck uyt s'doods perijckel raeckt.
Hoe draeght AEneas dus? ick drage mijne kroone;Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
En drucke levende uyt het beeld van eenen Zoone,
Van eenen goeden Zoon, die heyligh, en beleeftGa naar voetnoot11
Den genen weder draeght die hem gedragen heeft.
Maer recht int yegendeel is Nero veel verwoeder
Als een onreed'lijck Beest, die't herte van zijn Moeder
15[regelnummer]
Vyt heuren lijve ruckt, en ziet het enge graf
Van zijnes Moeders buyck, dat hem eerst t'leven gaf.
Hy doodight die waer van hy't leven heeft ontfangen,Ga naar voetnoot17
En noch loopt eenen traen niet langhs zijn snoode wangen.
‘Dies als ick dezer twee hun vonnisse onderzoeck,
20[regelnummer]
‘D'een komt den zegen toe, voor d' ander is den vloeck.
|
|