De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 207]
| |
Het tweede deel
PHARAO den Koningh, TIPHUS ende SERAX, Droombedieders ende Toovenaers.
Pharao:
Den laetst gheleden nacht (wat hoef ick my te veynsen)Ga naar voetnoot733
Heeft my belemmert swaer met veelderley ghepeynsen,
735[regelnummer]
Ghelijc de groote kroon ghemeynelijc aenkleeft
De zorgh, die altijdts met veel zorghen om ons sweeft,
De zorg die s'Konincx hooft met heuren swerm verduyselt,Ga naar voetnoot737
En met een sterc gheblas steeds in syn ooren suyselt.Ga naar voetnoot738
Wanneer de schaduw valt, en dat het sterflijck DalGa naar voetnoot739
740[regelnummer]
Snachts vleughelen bespreet, zoo slaept den grooten Al,Ga naar voetnoot740
De Son in Thetis schoot, t'ghedierte met vermackenGa naar voetnoot741
In syne holen rust, t'ghevoghelt inde tacken
Syn vlercken hanghen laet: maer s'Konincx Majesteyt
Doch nimmer rust omhelst, oft zoo hy wert verleytGa naar voetnoot743-744
745[regelnummer]
Door eenen zachten slaep, en d'ooghen komt te sluyten,
Zoo waect syn zorghe noch, en sluyt syn ruste buyten,
Als hy int bedde swemt in Lethes stillen stroom,Ga naar voetnoot747
Syn zorghen werden ijl verkeert in eenen droom.Ga naar voetnoot748
My docht in mynen slaep ick op den grooten waghen
750[regelnummer]
Wert lancs het roode Meyrs schuymzandich strant gedragenGa naar voetnoot750
In volle wapeningh, en rustingh t'eenemael,
Ghelijc wanneer de Moor ontziet myn bloedich stael,Ga naar voetnoot752
| |
[pagina 208]
| |
Den Hemel was ghevaecht blau, helder, en azurigh,Ga naar voetnoot753
En Phoebus zach in Zee syn spieghel stralen vurigh,Ga naar voetnoot754
755[regelnummer]
Het weder loegh elck toe, men hoorden gheen gheruys,
Zephyrus nau verblies een golfken met ghedruys,Ga naar voetnoot756
De schepen laghen stil, dat nau Neptunes ghildenGa naar voetnoot757
Voor t'windeloose weer een zeyl wtspannen wilden,
T'ghespan van myne koets den breydel gaf ghehoor,Ga naar voetnoot759
760[regelnummer]
En telden, zoo het scheen, hun stappen op het spoor,Ga naar voetnoot760
Als op het onversienst het Meyr bestont te bruyssen,Ga naar voetnoot761
Dat gheene kielen sich na t'roer en lieten kruyssen,Ga naar voetnoot762
Den sturen Boreas beghonst flocx wt der ZeeGa naar voetnoot763
T'grijs-schuymich baer gebercht te brenghen op de ree,Ga naar voetnoot764
765[regelnummer]
Den Hemel wert bekleet met droeve duyster wolcken,Ga naar voetnoot765
En t'voorhooft vande locht omstort met swerte kolcken,
Een doncker nachtzeyl blint beschaduwde den dach,
Dat t'licht alsins verdween, oft zoomen schijnsel zach,
Wast blicxem wederlicht, dat met een slincx gheflickerGa naar voetnoot769
770[regelnummer]
Iupijn van boven wierp, met eysselijck gheklicker,Ga naar voetnoot770
Den donder dreunden met een dommeligh gheklack,Ga naar voetnoot771
Dat Sirt, klip, rots, en strant Neptunus gramschap brac,Ga naar voetnoot772
Die met syn gaffel scheen den Hemel te beklemmen,Ga naar voetnoot773
En t'weder tFirmament int roode diep te swemmen,Ga naar voetnoot774
775[regelnummer]
De Tritons trompten op hun groote water-schulp,Ga naar voetnoot775
| |
[pagina 209]
| |
Dat yeder Palinur de Goden riep om hulp,Ga naar voetnoot776
De schepen steghen op ghenade na de PolenGa naar voetnoot777
En hadden t'wijs-compas, en t'roer den wint bevolen.Ga naar voetnoot778
De paerden zaghen nau ooc d'onweers stormen leep,Ga naar voetnoot779
780[regelnummer]
Den voerman hoefden toom, noch breydel, nochte sweep,Ga naar voetnoot780
Sy vloghen even dul, een langhdurighe wijle
Als wt een Schijtschen boogh den onbedwongen pijle,Ga naar voetnoot782
Veel snelder als de wint, veel snelder als de stroom
Schoof op vier raders den beslaghen DisselboomGa naar voetnoot784
785[regelnummer]
Hot, hot, al breydeloos den waghen henen glipten,Ga naar voetnoot785
Ontziende noch de kroon, noch Scepter van Egypten:
Wat s'Konincx Koetser oock ghebaerde oft luyde riep,Ga naar voetnoot787
De redeloose vlucht al even swijmich liep,Ga naar voetnoot788
Nu bin nu buyten spoors, al zonder wech te peylen,Ga naar voetnoot789
790[regelnummer]
Gheen schip ons volghen mocht met opgeblasen zeylen.Ga naar voetnoot790
Dus stoof den voortocht vast als eenen water-vlietGa naar voetnoot791
Die vant gheberchte valt, tot daermen Pharos zietGa naar voetnoot792
Weerhoudeloos verbaest in hunnen loop ten vollen,Ga naar voetnoot793
Ghelijcmen eenen steen ziet vande klippen rollen,
795[regelnummer]
Hoe't grondeloose diep meer zants en waters spoogh,
Hoe heftigher verschrict elc ros om zeerste vloogh,
Tot door het storm gheblas een Crocodille stranden,Ga naar voetnoot797
De grootste die hier oyt ghezien mocht zijn te landen,
Dicht aenden boort des strants, int minst van drijmael vijfGa naar voetnoot799
800[regelnummer]
Cubiten, over sterc ghewapent op het lijfGa naar voetnoot800
| |
[pagina 210]
| |
Met dobbel schelpen hert, t'hooft zeltsaem om aenschouwen,Ga naar voetnoot801
Zoo eysselijck en groot dat het elck dede grouwen,
Scherptandich inden mont: zo haest ons Iacht vernamGa naar voetnoot803
Dit zeltsaem monster, twelc heel heftigh na hun quam,
805[regelnummer]
Sy hunnen loop op nieus verdobbelden verbolghen,
De koetse mocht gheswint heur op het snelste volghen,
Alst koppel honden heet het Hirt volght op de hiel,
Tot dat een hollicheydt den waghen wederhiel,
Waer door sy wt t'ghespan van hun gareelen raecten,
810[regelnummer]
En krac, krac, tot tweemael den grooten wagen kraecten,Ga naar voetnoot810
Die eyndelijc verswact, niet wederhouden mochtGa naar voetnoot811
Met my stac op het strant de beenen inde locht!Ga naar voetnoot812
Hier lach de dissel, ghins het speeck, en daer de raden,Ga naar voetnoot813
Tot ick my smorghens van Morpheus vont verraden.Ga naar voetnoot814
815[regelnummer]
Den droom bediet wat vremts (hoe wel hy zomtijts liegt,
En met syn Iden als een schaduwe vervlieght),Ga naar voetnoot816
Want onlancx zijn ghezien de dreyghende Cometen,
Verscheyden beeltsels ooc van bloedighe Planeten,Ga naar voetnoot818
En tot drij nachten toe een gheestelijck ghespoockGa naar voetnoot819
820[regelnummer]
Is voor myn slaeps ghesicht verswenen als den rooc:Ga naar voetnoot820
De Pyramiden van de Koninghlijcke graven
Drijmalen zijn beweeght, een vlucht van swerte raven
T'Meyr opgheworpen heeft, graf-voghels die graf grafGa naar voetnoot823
Egypten dreyghen gruw met d'een oft d'ander straf,Ga naar voetnoot824
825[regelnummer]
De grootste Zarcken vande Tomben zijn ghereten,Ga naar voetnoot825
En t'nare Kerchof heeft doods-beenders opghesmeten,Ga naar voetnoot826
Isidis heyligh beelt, tot voorspel van ons leet,Ga naar voetnoot827
| |
[pagina 211]
| |
Heeft eenen reghen vocht van bloedich sweet ghesweet!Ga naar voetnoot828
Osiris na den Nyl heeft sich ghekeert verbolghen,Ga naar voetnoot829
830[regelnummer]
Ontwijffelijc hier na moet d'een oft d'ander volghen:Ga naar voetnoot830
Ghy Sienders, my den gront van dese zaec verklaert.
Tiphus:
Den Koning zij hier in bekommert noch beswaert.
Serax:
Den droom rijst wt een hert beslommert met veel zorgen.
Pharao:
Hy rijst waer wt hy wil, wat isser in verborghen?
Tiphus:
835[regelnummer]
Gantsch niet grootmoghent Vorst.Ga naar voetnoot835
Pharao:
Nochtans den droom bediet
En wijst op tgheen daer na ghemeynelijc gheschiet.
Tiphus:
Pilaer vant grootste rijc, de droomen zijn verscheden,Ga naar voetnoot837
En eensdeels anders niet dan ydelheyt verbreden;Ga naar voetnoot838
Ten and'ren Prophetisch, Voorloopers, diens ghebaerGa naar voetnoot839
840[regelnummer]
De komst boodschappen van de zuyver waerheyt klaer;
Ten derden, twijfelijc, en doncker int aenschouwen,
Daer niemant, dan die wil, t'geloove op hoeft te bouwen:
Nu t'beelt van s'Konincx droom, ten aenzien onghewis,Ga naar voetnoot843-vlgg.
Van ijl, en twijffel tsaem in een versmolten is,
845[regelnummer]
Zoo datter niet en waer yet zekers wt te ramen.
Serax:
Belanghende t'ghespoock met dees voorteeckens tsamen,Ga naar voetnoot846
Ten deele schijnet wel tot quaet te zijn gheneycht,
En acht wy werden vande Goden dus ghedreycht,Ga naar voetnoot848
| |
[pagina 212]
| |
Om dat wy zuymich zijn, en werden lancx hoe slofferGa naar voetnoot849
850[regelnummer]
Int heylighe ghesmoock en dienst van onsen offer,Ga naar voetnoot850
Om d'ander Goden straf t'ontslaen en maken quijtGa naar voetnoot851
Op den Altaren die den Priesters toeghewijtGa naar voetnoot852
Bevolen zijn van outs, den Koningh tot een teecken
Van boet, hun heyligh doe het offer-vuyr ontsteken,
855[regelnummer]
Op dat den Hemel (die ons dreyghen schijnt met wee)
Syn stael mach wederom bekleeden met der schee,
En d'offerhanden als een zoeten reuck ontfanghen,
Wechnemende de straf, die toornich schijnt te hanghen
Ons allen boven thooft: dat ooc den Koningh weer
860[regelnummer]
De Godsdienst, die allencx vervallen meer en meer
Is in het gantsche Rijc, op nieus mocht wederbarenGa naar voetnoot861
Gheheel opt oud ghebruyc van over vele jaren,Ga naar voetnoot862
Dat ooc des Heylichdoms Hoochtijt by yeder mocht
Devotich zijn gheviert, en alles wederbrochtGa naar voetnoot864
865[regelnummer]
Wert op den ouden voet, etc.Ga naar voetnoot865
MOYSES ende AARON tot PHARAO
Moyses:
Groot Koningh vande stranden
Des Nyls, den Koning die den Scepter voert in handen
Van Hemel, Aerde, en Zee, die uwen glantz verdooft,
Der Koninghen Monarch, en aller Princen Hooft,Ga naar voetnoot868
Heeft ons ghezonden hier.
Pharao:
Wiens Scepter, oft wiens Kroon is
870[regelnummer]
Ontzienelijcker als den Rijcx-staf Pharaonis?Ga naar voetnoot870
Moyses:
T'onsterflijc wesen zelf, de Heere Zebaoth.
Pharao:
Wie kenter neffens my een grooter Heer oft God?
Breyt sich myn Heerlijcheyt niet wt aen alle kanten.
| |
[pagina 213]
| |
Aaron:
Van een almachtich Heer wy beyde zijn Gezanten,
875[regelnummer]
Van God die synen Troon op s'Hemels vout pilaert.Ga naar voetnoot875
Pharao:
Regeert hy inde Locht, ic heersch hier op der Aerd.
Aaron:
Hy is die s'Hemels loop stiert op de hooghe Polen.Ga naar voetnoot877
Pharao:
Ic denc ghelijc de Nyl omdraeyt de water-molen.Ga naar voetnoot878
Aaron:
Hy is den Donder-god, en tblixemende licht.
Pharao:
880[regelnummer]
Den Donder is myn stem, den Blixem myn gezicht.
Aaron:
Syn Godlijck woort beweeght de blauwe Firmamenten.
Pharao:
Het Aerdrijc schut en beeft van myne dreigementen:
Wat ist dat ghy verzoect? Ziet wien ghy rebelleert.Ga naar voetnoot883
Aaron:
De God van Abraham op Pharao begheertGa naar voetnoot884
885[regelnummer]
Dat hy van t'jock ontslae en buyten de limiten
Egypti trecken laet de slaefsche Israeliten,Ga naar voetnoot886
Dat sy hem moghen doen een offerhande vrij
Vant Heydensche ghezicht, die hem behaeghlijc zij,Ga naar voetnoot888
Daer Horeb tvoorhooft bercht ten Hemel inde Wolcken,
890[regelnummer]
Dus oorloft nu tvertrec aen al d'Hebreeusche volcken.Ga naar voetnoot890
Pharao:
Ghenade, o Iupiter! Wie zijt ghy die zoo licht
V hielen teghens my den grootsten Koningh licht?
Help Isis, en Osir! Ic sweere u by de sickelGa naar voetnoot893
Saturni, dat ghy thooft zult steken aenden prickel:
| |
[pagina 214]
| |
895[regelnummer]
Wie isser die sich derf opwerpen teghens my?Ga naar voetnoot895
Dwing-volc, Kroon-drager van de grootste heerschappij:Ga naar voetnoot896
Ic sweer by thoogh Toneel van myn rechtveerdich leven,Ga naar voetnoot897
Ghy hebt u eyghen roe my inde hant ghegheven:
Als teghens synen Heer de Slave sich opwerpt,
900[regelnummer]
Nootzakelijcken moet de roede zijn ghescherpt,
Het lastich jock verswaert, den hals hem overwoghen,Ga naar voetnoot901
En syn hartneckicheyt ghebroken en gheboghen,
Den stouten hoochmoed van syn vleughelen ghekort,
Hoe tbede sachter is, hoe hy veel tragher wort,Ga naar voetnoot904
905[regelnummer]
En hoe men hem meer rechts en voordeels zal aenbiedenGa naar voetnoot905
Hoe hem veel meer te kort zal duncken te gheschieden:
T'is weelde die u jeuct, al langh ghenoegh verschoont,
Best datmen u verdruck en houd in d'ou ghewoont,
De roede is vanden neers en eerst in t'vuyr ghesmeten,
910[regelnummer]
Nu't langher niet en smert de stramen zijn vergheten,Ga naar voetnoot910
Ghelijc den gladden henghst die op den stal verkoeltGa naar voetnoot911
Syns Heeren sporen niet in langhe en heeft ghevoelt,
Noch toom, noch breydels dwangh, alreede quaedt om temmen.
Te noo laet synen Heer weer op den zadel klemmen,Ga naar voetnoot914
915[regelnummer]
Het steyghert en het briescht, van weelden onghesont;
Nu schort u ooc tghebit van ijser inden mont,Ga naar voetnoot916
T'is best datmen u weer dees ziecte doe wtsweeten,
En voor een vette sop gheeft slaghen voor u eten:Ga naar voetnoot918
Gaet henen int gareel, gaet henen bout en slaeft,
920[regelnummer]
Ic wil dat ghy den wegh van u vertreck op-graeft.Ga naar voetnoot920
Aaron:
Wy zijn de Boden Gods, dus laet u niet verrucken,Ga naar voetnoot921
| |
[pagina 215]
| |
Hoort ghy syn stemme niet syn hant die zal u drucken:
Daer light de Roede tot een teecken opder eert,
Ziet hoe sy in een Slangh lichamelijc verkeert,Ga naar voetnoot924
925[regelnummer]
Sy krunckelt en sy kruypt: indien by u ons spreken
Niet eene pluym en weeght, gelooft ons by dit teecken,
En looft Israels God, die u tgheloof versterckt,
En door dees wonder-daet zoo krachtelijcken werckt:
Geloofdy't niet om't eerst, gelooft dan met den and'ren,Ga naar voetnoot929
930[regelnummer]
Het tweede als in root bloet het water zal verand'ren,
De Visch versterven zal in der Rivieren stanck,
Die God de Heere slaen zal zeven daghen lanck.
Serax:
En dynen lieven God vertoont hy sich zoo brave,Ga naar voetnoot933
Om dat hy in een Slangh verandert uwen Stave?
935[regelnummer]
Is dit syn hooghste konst? Loopt, met u Meersche loopt,Ga naar voetnoot935
En uwe kramerij al elders duer verkoopt,
By ons en gheldtse niet, ghaet, ghaet, vendtse aende dwasen.
Tiphus:
Meynt ghy den Koning zo in d'ooren wat te blasen?
Meynt ghy dat onsen Prins zo lichtlijc is ghetrootst?Ga naar voetnoot939
940[regelnummer]
Wy hebben't al te dick voor ooghen hem ghebootst:Ga naar voetnoot940
En of ghy schoon in bloedt verkeert de Vlieten stormich,
Wy zullen t'water ooc couleuren ghelijckformich.
Aaron:
Gy toovert, ic herschep, gy met den schijn bedrieght,
Den schijn, wiens wesen als een schaduwe vervlieght,
945[regelnummer]
V goochel-konst en is maer forma en figure,Ga naar voetnoot945
En t'myne lijffelijck verandert van nature:Ga naar voetnoot946
Want ghy door Satan werckt, en ic door kracht ghewis
Van Gods almachticheyt, die niets onmogh'lijck is:
Schort dees hartneckicheyt, en wilt syn stemme hoorenGa naar voetnoot949
950[regelnummer]
Die weder desen Staf maect als hy was te vooren.
| |
[pagina 216]
| |
Pharao:
Waer toe dit lang sermoon? preect elders al u best,
En Pharaonis eer niet door eens anders quest:Ga naar voetnoot952
Gaet boodschapt den Hebreen, myn hand is veel geringerGa naar voetnoot953
Voor desen hun gheweest als nu myn kleynste vingher.
955[regelnummer]
Ic voel, ic voel, het jock is hunnen hals te licht,
Dies ic drij dobbel moet verswaren hun ghewicht,
Met Schorpioenen wil ic hun voortaen kastijden,
En alle roeden tvuyr en uwen God toewijden
Tot eender offerhand. Den Koningh is verleydtGa naar voetnoot959
960[regelnummer]
Die d'ondersaten meynt tot sich met zoeticheydt
Te trecken meer en meer, en ziet hy niet te veuren,Ga naar voetnoot961
Sy zullen syn ghebiedt van hunnen halse scheuren,
En stellen t'Rijc in roer, en roepen tza wel aen,Ga naar voetnoot963
Laet ons den swaren last van s'Konincx Kroon ontslaen,Ga naar voetnoot964
965[regelnummer]
Wat roert oft gaen ons aen syn inghestelde Wetten,Ga naar voetnoot965
Een yeder breeck de boey en schakel van syn ketten.Ga naar voetnoot966
Moyses:
Verheft u herte niet, want s'Heeren straffe dra,
Volght u alree ghelijck de schaduw t'lichaem na,
Der berghen tzoppen die sich in de locht verheffen,Ga naar voetnoot969
970[regelnummer]
Afgrijsselijc men ziet de slincxsche blixems treffen:Ga naar voetnoot970
Heer Koning, luystert hoe Gods gramschap wederschalt
Verschuylt, verschuylt u, eer den Hemel op u valt,
Twijl u Gods goetheyt noot, syn straf komt met vertragenGa naar voetnoot973
Naer den godloosen toe, maer komt met sware slaghen
975[regelnummer]
Op der Tyrannen kop: dus wt den grootschen tret
Vws obstinaetheyts wijct, en van u stout opzet,
Haelt flocx de zeylen in, ghy moogt hem niet ontslippen,Ga naar voetnoot977
Oft ghy hem schoon ontvlucht, zoo raecty op de klippenGa naar voetnoot978
| |
[pagina 217]
| |
Van uwen ondergangh, en oft ghy u verschuylt,
980[regelnummer]
Int alderhelschte diep, int donckerste ghekuylt,Ga naar voetnoot980
Gheen duysternissen daer syn oogh u niet zal mercken,
Gheen schilden moghen u voor synen schicht bevlercken,Ga naar voetnoot982
Alsins vint ghy u inde kaken opghespertGa naar voetnoot983
Van syn rechtveerdicheyt, en inden strick verwert
985[regelnummer]
Van synen grimmen toorn, die altijdt na der zielen
En na den lichaem u zal treden op de hielen
Van u versteent ghemoedt: wat baet doch kroon oft Staf,Ga naar voetnoot985-987
Als hy u kroone breect die u den Scepter gafGa naar voetnoot988
Met synen stercken arm, dus neemt tot gheen verschooninghGa naar voetnoot989
990[regelnummer]
V troetelende macht, die steeds den hooghsten Koningh
Moet onderworpen zijn, want Gods almoghentheyt
Belacht, eylaes! den trots die u omhelst en vleyt
Met een vermomt ghelaet.
Pharao:
Waer toe dees langhe rollen?Ga naar voetnoot993
Serax:
Heer Koning, laet den zot thert met syn tong wtbollen.Ga naar voetnoot994
Tiphus:
995[regelnummer]
Wat worpt ons Pluto op?
Aaron:
Volght tijdelijck den raedtGa naar voetnoot995
Des Heeren, die u met ons stemme wecken laet
Wt desen diepen slaep, ontwaect, eer u te spade
De helder Son begheeft het licht van syn ghenade.Ga naar voetnoot997-998
Pharao:
Help Aerde! wonder ist, dat ghy't u niet en belght,Ga naar voetnoot999
1000[regelnummer]
En dees Trotzeerders in u swerte keel verswelght:
Past flocx het groot ghewelf van Memphis Hof te ruymen,Ga naar voetnoot1001
Eer s'Konincx gramschap als een zee begint te schuymen,
| |
[pagina 218]
| |
Hy heeft syn planten swaer op t'Aertrijc neer ghezet,Ga naar voetnoot1003
Verstapt hy, elcken tret een Koninghrijc verplet:Ga naar voetnoot1004
1005[regelnummer]
Zoo ghy den blixem zoect, Iupijn is hier te vinden:
Dus wacht u wel den Leeu syn keten te ontbinden,
Schuym-boeven van myn Rijck, gaet boodschapt den HebreeuwGa naar voetnoot1007
Dat tglas verloopen is van synen gulden eeuw,Ga naar voetnoot1008
De laetster ure is langh gheslaghen aen de Wijser,Ga naar voetnoot1009
1010[regelnummer]
En in Pharaos Hof is synen Kerf-stock ijser:Ga naar voetnoot1010
Gaet henen maect hem kont wien dat u fijn verstant
Den stock om hem te slaen gaf in syn rechterhant,
Gaet brengt dees blijde maer aen al d'wtheemsche Slaven
Dat langh voor hun vertrec den wegh is opghegraven:Ga naar voetnoot1014
1015[regelnummer]
En ist dat uwen God niet vast en zit gheschroeft,
Hy doe syn boodschap zelf, indien hy yet behoeft.
Binnen.
Moyses:
Syn hert is onbeweeght veel grooter als de rotzen.Ga naar voetnoot1017
Aaron:
Wie dorst den Hemel doch oyt obstinater trotzen?
Moyses:
T'hert ligt hem veel te hooch geschoten inden krop.
Aaron:
1020[regelnummer]
Hy worpt den steen die hem zal vallen op den kop.
Moyses:
Hy heeft God opgheweckt met syn grootmoedich baffen.Ga naar voetnoot1021
Aaron:
Tza gaen wy, want door ons zal hem de Heere straffen.
Binnen.
| |
[pagina 219]
| |
Ga naar voetnoot*
CHOOR
Steenen Pharao wilt swichten,Ga naar voetnoot1023
Want syn schichten
1025[regelnummer]
Haelt den Hemel wt den tros:Ga naar voetnoot1025
Pyramiden wacht u spitsenGa naar voetnoot1026
Voor syn flitsen:
O daer gaen syn pijlen los!
Nylus schreyt nu al bedolvenGa naar voetnoot1029
1030[regelnummer]
In syn golven,
Om de Visch die in syn kruyckGa naar voetnoot1031
Sterft, om dat de waterbaren
Aldus varen
Bloedich over syn parruyck.Ga naar voetnoot1034
1035[regelnummer]
Vorschen, Luysen, Wormen krielenGa naar voetnoot1035
Waer syn hielen
Den Egyptenaer verzet:
Heptapolis groot ghewesteGa naar voetnoot1038
Oock met peste
1040[regelnummer]
Doodelijcken is besmet.
T'vluchtich voghelken met ijlenGa naar voetnoot1041
Van heur pijlenGa naar voetnoot1042
Onversiens wert achterhaelt,
Dat syn vleughels aende sterren
1045[regelnummer]
Wt ghing sperren,Ga naar voetnoot1045
Inde baren neder daelt.
T'lockich Schaepken sterft int bleyten,Ga naar voetnoot1047
En de Geyten
Vallen voor den Herder-stock,
1050[regelnummer]
Waer de Bouwer ploeght al wacker
| |
[pagina 220]
| |
Ziet hy't Acker-
Vee begraven onder t'jock.Ga naar voetnoot1051-52
Nu druct hun de hant des Heeren
Weer met zeeren,
1055[regelnummer]
Met onreynich puyst ghedoornt,Ga naar voetnoot1055
Menschen ende beesten woelen,Ga naar voetnoot1056
En bevoelen
S'Hemels grimmicheyt vertoornt.Ga naar voetnoot1057-58
Nu dreyght hun den AEther vierich,Ga naar voetnoot1059
1060[regelnummer]
Al wraeckghierich,
Met syn kromme blixems root,
Nu laet hy Egypten vallen
Van crystallen
Een diluvie inden schoot.Ga naar voetnoot1063-64
1065[regelnummer]
Nu zoo dreyght hy hun afgrijsich
Met een ijsich
Donders dommelich gheklack,Ga naar voetnoot1067
Nu jaeght God met haghels rondenGa naar voetnoot1068
Om hun zonden
1070[regelnummer]
Al d'Egypters onder tdack.Ga naar voetnoot1070
D'Eyck en schijnet nu den ElsenGa naar voetnoot1071
Niet t'omhelsen,
D'Aerde droef en onbespreedtGa naar voetnoot1073
Mist heur rancken en heur noppen,Ga naar voetnoot1074
1075[regelnummer]
Mist heur knoppen
En heur groen gheschildert kleedt.
Nu beschaduwt hy hun banen
Met Sprinchanen,
Die voorts rooven t'eenegaer
1080[regelnummer]
Al de vruchten die sy zaeyden
| |
[pagina 221]
| |
En afmaeyden
Inden schoot vant ronde Iaer.
Nu houdt Phoebus sich ghescholenGa naar voetnoot1083-vlgg.
Inde Polen,
1085[regelnummer]
En vertrect syn blonde hooft,Ga naar voetnoot1085
T'licht van synen gulden Waghen
Hy dry daghen
Hunnen Horizont berooft.Ga naar voetnoot1088
Noch blijft desen Koningh trotze
1090[regelnummer]
Als een Rotze
Die gheen golven en ontziet,
Als een klippe die ghedurichGa naar voetnoot1092-vlgg.
Klieft azurich
T'schuymsel van Neptunes spriet.
1095[regelnummer]
Want God in syn stoutheyt krieghelGa naar voetnoot1095
Tot elcx spieghel
Heeft verstoct syn steenich hert,
Niet om met een welbehaghenGa naar voetnoot1098-vlgg.
Hem te jaghen
1100[regelnummer]
In s'doodts stricken al verwert.
Maer om straffen syn voorleden
Godloosheden,
En om Israel bequaemGa naar voetnoot1103
Stof te gheven om te zinghen
1105[regelnummer]
ZonderlinghenGa naar voetnoot1105
D'eer van synen heyl'ghen Naem.
|
|