Dagboek uit een kamp
(1946)–Loden Vogel– Auteursrecht onbekend
[pagina 108]
| |
Het spijt mij dat ik hier, buiten mijn ouders geen vrienden heb. Malraux schijnt een boek geschreven te hebben, dat in Duitse K.-lagers speelt, en waarin interessante bespiegelingen voorkomen over kameraadschap et cetera. Ik zou dat boek dolgraag lezen. In ieder geval ken ik geen groter verschil dan tussen de manier waarop Kyo de martel- en die waarop wij de hongerdood afwachten. Het ligt natuurlijk aan de omstandigheden (Erschöpfung maakt een inferieur mens van je, ik zie het aan mijzelf) maar ook aan de inferioriteit van het (op deze manier uitgezochte) mensenmateriaal. Er is geen minder aardige groep joden dan de Amsterdamse, of het zouden de Griekse en de Albanese moeten wezen. De goede en energieke Duitse joden zijn verder getransmigreerd, van hen hebben we dus een negatieve selectie. Bij de Hongaren hiernaast, en bij de vrouwen in het Russenkamp, is de stemming heel anders. (Hoewel óók niet sympathiek, zijn ze minder burgerlijk-weeklagerig.) Een jaar geleden keken Mams en ik elkaar aan: we zitten in de val. Walgelijke koolraapgeur vervulde de lucht. (Ik zou wat geven voor een bord soep van toen, waar nog vet in zat, en een beetje vlees en aardappelen. In een jaar hebben we geen vrucht, geen ei, geen boter gezien. Vlektyfus heerst, iedereen heeft luizen en we leven nog. In vele grote steden in Europa is het juk al afgeschud en de nieuwe tijd begonnen. Men is de Rijn over; continu wordt er gebombardeerd, net als verleden jaar.) De doodsangst duurde van toen af tot in de zomer en steekt nu het hoofd weer op. Ik kan niet meer werken haast, de benen begeven het en ik zie geen kans uit de greep van dit ziekenhuis te komen. Het lekkerste wat ik me voor kan stellen is een bord gepelde gerstsoep - vroeger nooit gegeten - een verse boterham met pindakaas, een beschuit met chocoladeflik erop. Aan mijn fantasieën is elk raffinement vreemd. De dagelijkse werkelijkheid: 250 gram brood, zuur, oudbak- | |
[pagina 109]
| |
ken, meest droog, en toch heerlijk, 1 (⅔) I koolraap, in water gekookt, soms zelfs zonder zout. 4 keer per week, ook 's avonds, een soep van koolraap, of meel, of brood; het aantal calorieën dat men maximaal binnenkrijgt is op 1000 berekend vóór de laatste vermindering van het brood. Broodbelegging is nihil. |
|