van wat ze waren; met kuch 1
week doen in plaats van 6 dagen, vroeger 5. We zijn al achter met brood. Op
zaal: verluisde bevuilde skeletten, in lompen liggend, die het niet meer warm
kunnen krijgen. Wat moet ik doen met het bevuilde en verluisde ondergoed dat ik
een patiënt uittrek? Bagage mag niet onder de bedden liggen. Ik pak het
voorzichtig aan, en gooi het weg. De man gaat toch dood. Ik zou ze allen met
gerust geweten doodmaken, ware het niet a) dat m'n ouders bijna in dezelfde
positie zijn, b) dat de oorlog toch theoretisch snel kan aflopen, en c) totaal
uitgeputte mensen nog op het nippertje zijn ausgetauscht. Komt er niets van
transport, dan weet ik niet hoe we nog gered moeten worden. De man van Gerda B.
blijkt naast me op deze bank te liggen; hij is onwel geworden. Nu moet ik me
gaan scheren, de vaat wassen en de kussensloopjes van dr. K.; mijn winterhanden
kunnen niet tegen het koude water.
Had ik maar vrienden hier, dan konden we er samen om lachen. Mesritz heeft hier
wel pech gehad: hij werd juist voor de keuken uitgezocht toen men merkte dat hij
rookte. Hij werd juist - buiten z'n weten - het broodcommando ingeloodst, en
kwam met een attest voor licht werk voor den dag! Bijna rijp voor het
ziekenhuis, ging hij hier als ariër weg; naar ik hoop ontmoet hij Flap. Het
meisje Louise ging op Mischlingtransport, zich met buikloop bevuilend en in
slechte conditie. De diamantairs zijn voor een deel ‘terug’, in het kl hiernaast, zonder kousen of winterkleding, in zelfs voor
hier deplorabele staat. De sterfte stijgt progressief.