14 aug.
Gisteren middag zou mevrouw G. voordragen, en al had ik de onbewuste handigheid
lekker in de zon in te slapen, ik werd gewekt doordat net de plaats van mijn
siësta ook de plek van de voordracht was. Ze droeg voor: Rogier, en nog een paar
stomme Hollandse gedichten. Daarna: Kornelis had een ruit gebroken, en een ander
komisch iets, wat ze heel goed bleek te kunnen, 's Avonds hadden L. en ik het
erover en ik ben het zeer met hem eens dat poëzie niet te beschaafd moet zijn.
Toen 'k eenmaal wakker was ben ik S. Cohen gaan halen. Dit is een jongen van 18
(ik was zelf 23), wiens verzen ik in Westerbork niet, maar
wiens feu sacré ik wel bewonderde (nu lees ik dingen van hem en vind ze veel
beter dan de mijne). Hij legitimeerde zich als dichter en legde, door dát beeld
te gebruiken, de situatie van het ogenblik prima vast door Kornelis te
beschrijven als: ‘Zo'n jongen, gemaakt van hongeroedeem; zet je er je vinger in,
dan blijft hij erin staan.’ Het beeld was prima en niemand vond het ongewoon! In
gewone tijden associeert men hongeroedeem veeleer aan Brits-Indië, wanneer de
rijstoogst mislukt. Nú aan Kornelis had een ruit gebroken. Ik vind de Grieken
steeds aardiger. Zeker is het dat van de Hollanders het gemiddelde niveau het
allerlaagst is.
Na de lectuur van Cohens werk zou ik graag ook zelf...
Ik zit weer onder de impetigo, door vlooien- of wantsenbeten. Geluid locale: ‘De
soep is zoet en aangebrand.’