Dagboek uit een kamp
(1946)–Loden Vogel– Auteursrecht onbekend
[pagina 49]
| |
voor dat hij ook neuroloog is! Ook mij verging het goed. De Sanitäter kwam mensen ontslaan. Sommigen, uit de zogenaamde invalidenbarak, werden met ingang van nu op straat gezet. Ik bofte: ijs en weder dienende blijft het: maandag. Petra had pech: hoewel zíj wel degelijk ziek is, moet ze er vandaag uit. Gisteravond dronk ik echte koffie, en had een heerlijke slapeloze nacht. Ik kon eindelijk weer aan het klaverblaadje vijlen; gek genoeg lijkt het nu weer veel meer op de oorspronkelijke inval. Langzaam, later in de nacht, sluimerde ik in en sliep een gat in de dag in plaats van ontbijt. Toch bracht Mams weer brood en ik, moordenaar, at het. Het gebrek aan libido is onrustbarend: ik kan niet eens meer een er. provoceren! ‘Das ganze Kamp soll wissen was es heisst, Sabotage zu üben,’ zou de commandant gezegd hebben. In elk geval, het ten onrechte verbranden van een matras is bestraft met ‘Brotenzug’ voor het hele kamp. Vanavond heeft niemand brood gekregen (men wordt geacht voorraad te hebben, wat voor ons bijvoorbeeld niet opgaat) en morgen krijgt weer niemand brood, heet het. Rekwesten om kinderen en zieken uit te zonderen werden afgewezen met bovengeciteerd commentaar. Een reden ligt misschien in het rekwest van de doktoren aan de Oberstabsarzt, over de ondervoeding? In elk geval heeft deze gezagsdrager gezegd dat de joden vroeger veel te dik waren, en gerust mager mochten worden. Moeten ze ook opzwellen van hongeroedeem? Onder mij ligt nu een jongen, die op Daan lijkt én op L.B.; hij hakte zich met een bijl in z'n voet. Daarnet was er een bevriend echtpaar op bezoek, en huilde hij omdat z'n moeder in Polen zit. Een pedant houdt een preek over ‘Tischa he’ af. Het is morgen vastendag wegens de verwoesting van de tempel. (!) |
|