kort was ik eigenlijk
alleen maar bang. Ik zou het nog zijn, als ik niet inzag dat ze verloren zijn,
en dat alles voor niets is geweest! Die stomme boerenkinkels, die zo nodig de
politicus moesten uithangen! Misschien blijf ik de eerste drie jaar na de oorlog
wel hier, om althans iets zinvols ervan te maken.
De man die in de barak onder mij lag, is dood. Het was een klier. In mijn bed
ligt nu die jongen, die destijds aanleiding was voor het incident in Schoenen
ii
(hij kon ergens anders z'n heilige boeken niet lezen). Toch
moet hij er maar uit. Het eten van vanmiddag aan mensen te geven, die 12 uur
moeten werken, is erger dan moord, het is hoon. Toch heb ik geen zin in wraak,
het is een ander soort woede: ik zou ze van hun ongelijk willen overtuigen. Zo
naïef zijn mijn affecten. - Eigenlijk ben ik een slecht dagboekschrijver,
doordat het consciëntieuze mij ontbreekt, dat iemand alle details zorgvuldig op
doet tekenen, die in één richting wijzen, zodat de lezer de spanning groeien
ziet, die zich in bepaalde gebeurtenissen dan ontlaadt. Bij mij daarentegen
schijnen de gebeurtenissen zomaar uit de lucht te vallen, omdat ik in de
voorgaande dagen wel details gaf, maar niet de kenmerkende. Ik wou dat het
Hollands, net als het Duits, woorden had als ‘zorgvoud’, ‘welluid’ et cetera.
Het eten mag niet uit dédain worden overgeslagen: als er details zijn, die hier
in gebeurtenissen kunnen uitmonden, dan zijn het die welke met het eten verband
houden. Zo dit: ‘'s Avonds at ik weer zeer veel.’ Het houdt namelijk in dat we
gaandeweg drie rantsoenen brood achter zijn, dat we niets meer te ruilen hebben,
en dat ik hier door het nietsdoen niet ten volle van de eiwitten geprofiteerd
heb. Zou er nu een catastrofe komen, een paar dagen na mijn ontslag hieruit, dan
is die catastrofe logisch voorbereid.
The Picture of Dorian Gray is een heel goed boek, zoiets zou ik
vroeger geschreven willen hebben - nu niet meer. Die para-