Dagboek uit een kamp
(1946)–Loden Vogel– Auteursrecht onbekend
[pagina 17]
| |
ming was uitstekend en er werd niet gehetzt: het was immers duidelijk, dat we 't zo vlug mogelijk deden. In de quarantaine had ik een vriendinnetje, een dochter van een miljonair - in 't eerst had ik daar weinig erg in, maar later, toen door een hinderlijke bemoeizucht gedreven lieden telkens weer daarover begonnen, ging de aardigheid eraf, ook had ze geen mooie benen: ik word steeds ontrouwer en beroep mij makkelijk op gebrek aan tijd; mag ook niet meeprofiteren van haar snel groeiende voorraad relaties. De verzen van Wintervoet zijn slechter dan de mijne: mensen die actueel willen zijn vervallen in 't schrijven van wat ze denken dat van ze verwacht wordt; houdt de toorts brandend in duistere tijden of zo. Daar stel ik tegenover: Westerbork stileer ik / tot oratorium / alle de groepen worden / hoge koren lage koren / elk zingt zijn lot als lied / soli zijn er haast niet, - en vind dat bevredigend. Mijn vrienden (ja, als ze in Westerbork geweest waren, en er de eigenaardige sfeer gekend hadden!) zouden het mooi vinden, en de anderen zijn heel gemakkelijk mer héél uiterlijke middelen, die ik niet versmaad (een heel aardige Fehlleistung) te imponeren. Elk wat wils: gisteren zag ik drie vrouwen, vrijwel dubbelgevouwen, onmachtig uit de bunkers dragen, na straf van drie dagen, omdat ze voor hun kind iets koken wouwen. Wintervoet, 1-5-44, Bergen-Belsen. Straks ga ik Wintervoet mijn verzen tonen, om hem te honen. Als in 't begin van vorige dagboeken raak ik voorlopig het essentiële niet. Zo was ik heel erg beroerd van die vrouwen, en ben er niet zeker van dat ik mij niet nog eens voor een gebaar van verontwaardiging opoffer: doe ik het niet dan is het, omdat ik weet geen weerklank te zullen vinden bij de rest: de weerstand is definitief gebroken (hoe ik, met de mond vol heroïek, zélf op een held gereageerd heb, zal blijken bij 't geval Stein, zie blz. 48) door eiwitgebrek of door slechte raseigenschappen. Dit laatste kon ook het | |
[pagina 18]
| |
gewaad zijn waarin misantropie zich hier hult. Eigenlijk heeft men hier nooit het gevoel onder joden te zijn, door het ontbreken van de niet-joodse entourage. De niet-joden doen door hun zeldzaamheid aan als roodkoperen reuzen, barbaren van Barnum en Bailey! Het is mijn eigen wil geweest, dat ik bij Paps ging zitten en me nu geneer om te dichten. Mams doet nu minder vuil werk: ze knipt lapjes. Abortief vers. |
|