Dagboek uit een kamp
(1946)–Loden Vogel– Auteursrecht onbekend30 april.Verhalen van hierGa naar eind7 gearriveerde mensen uit... Auschwitz waren ‘haarstruivend’; later lieten ze zich wat minder ontstellend uit, maar de indruk was algemeen, dat ze een wenk gekregen hadden. Het schijnt hier toch heus een ‘Vorzugslager’ te wezen. Een poëet, wiens werk ik in de quarantaine al had horen roemen, ontpopte zich als de man met de wintervoeten, met wie ik in één zaal werk. Gisteren at men brandnetels in plaats van koolraap, gevolg: minder darmgassen. Luchtalarm frequent, ook invasieverwachtingen. Over ons lot wilde gissingen, onder andere het kamp gaat leeg, er wordt niet meer gewerkt, en dergelijke. Laatst, donderdagavond, spijt, dat ik niet juist datgene beschreef wat historisch van belang is. Nu heb ik het land aan | |
[pagina 16]
| |
‘Schicksalsschwere Stunden’-romantiek, al heb ik oog voor treffende details, zoals Ru Cohen, zelf bijna aan het eind van zijn krachten, te midden van een groep hongerige Hachschara-jongens, zichzelf sterkend door hen te bemoedigen, of een rood hoedje dat door het raam voorbijwaait, met even later een dikke jodin erachteraan, of mooie meisjes, zich een goed baantje flirtend, of 20 vale joden, sjokkend achter een kar met ernaast een nijdige ss'er - maar ik wil niet in het beschrijven vervallen van dingen die me weinig ‘doen’, al zie ik ze. Mams kwam in de schoenen terecht, na 4 dagen. Het bevalt beter dan verwacht: het eten staat voor ons klaar door hulp van goedhartige of bijgelovige dames die de dans ontsprongen. Het is wel vuil werk. In drie weken was ik niet in bad, daar 't badhuis stuk is, en ga ik met een witte handdoek langs mij, dan is hij zwart. Libido seks, door eiwitgebrek, onder nul. Dromen interessant. Eigenlijk ben ik steeds optimist geweest, door op een onverwachte uitweg steeds te hopen. Ook nu hoop ik op ‘Austausch’, oorlogseinde, arisering of internering, hoewel intellectueel van de onmogelijkheid of onwaarschijnlijkheid overtuigd. Morgenmiddag wéér vrij; ik hoop dan een vers te schrijven. Mocht ik ooit weer in analyse gaan, dan zal ik vrijer associëren: nu valt het me echter in dat ik dat, nog in analyse, elke dag van de volgende hoopte. Zeer vaak houden mijn dromen zich met de analyse bezig. Paps is sportief. Hij ‘kan er niet tegen’, dr. L., zijn analyticus, ‘met hetzelfde ponem te zien zitten kakken als waarmee hij analyseert’. Paps is nog steeds zéér geremd! |
|