| |
| |
| |
Twaelfde brok.
Een regtsgeding.
‘Als het te lang duert, staet het niet fraei,’ zegt het spreekwoord, en het spreekwoord heeft gelyk. Dus, om eene lange geschiedenis kort te maken, zal ik, met eenen enkelen sprong, tot aen de laetste tyden van myn verblyf in Amerika over springen, en daerna vertellen, hoe ik van daer vertrokken ben.
Ik had nu het grootste gedeelte van Noord-Amerika doorreisd en bevond my te Savannah, in den staet van Georgia. Er waren in die stad twee gestichten voor de opvoeding der jonge lieden, Chatam Academy en Savannah Lyceum. Met de aenbevelingsbrieven, waermede ik goed voorzien was, werd ik gereedelyk in beide gestichten aengenomen als professer der philologie. Daerenboven, zoohaest myne leerwyze bekend werd, had ik zoo veel byzondere lessen als ik konde aennemen. Daer zoowel myne plaets van professer in de twee ge- | |
| |
stichten, als de lessen die ik daerbuiten nog konde geven, zeer mild betaeld werden, zag ik my, na verloop van dry jaren, in staet gesteld, vaerwel te zeggen aen het onderwys, om myne studiën in Parys te gaen voortzetten. Dit besloot ik te doen, met het inzigt, naer Amerika terug te keeren, zoohaest ik myn diploma als doctor in de geneeskunde zoude verkregen hebben. Maer de mensch mikt, en God beschikt. Myne studiën heb ik nu al lang geëindigd, en echter ben ik nog in het oude werelddeel. Maer dit doet hier niets ter zake, er valt nu van niets anders te spreken, dan van het gene er my in Savannah gebeurde.
Reeds was alles tot myne afreis gereed; ik had van myne vrienden en kennissen afscheid genomen en met den kapitein van een schip, dat naer Havre moest zeilen, schikkingen gemaekt, toen eene ongelukkige gebeurtenis my kwam dwarsboomen en my noodzaekte myn vertrek uit Savannah nog eenigen tyd uit te stellen.
Er moest een renloop van peerden, niet verre van de stad, plaets grypen. De Amerikanen zyn groote liefhebbers van dergelyke vermaken, zoodat er zich eene ontelbare menigte had heen begeven. Onder anderen waren er ook twee jongelieden, Mr Minis en Mr Stark, in gezelschap van damen, naer de renbaen gereden. In renloopen, gelyk eenieder weet, wordt er veel gewed. Minis wendde zich tot Stark en zegde:
| |
| |
- Durft gy de wedding houden? Ik zet honderd dollars op dien vos, die tegen dit appelgrauw moet loopen. Hoe heet die vos, Stark?
- Heet hem zoo als ge wilt, - zei Stark, - my is het onverschillig; ik zal toch niet wedden.
- Ja, maer wedden of niet, - zegde Minis al lagchende, - het peerd moet een' naem hebben; kom, Stark, you are a capital hand at giving names, hoe zult gy hem heeten?
- Wel, - antwoordde Stark, - heet hem Shylock, als het u aenstaet. -
Dit woord van Shylock maekte een' byzonderen indruk op het gezelschap. Eenige persoonen trokken een ernstig gezigt, andere grimlachten, en eenige damen begonnen luid op te lagchen. Stark was er zelfs verbaesd over; want hy had het woord zonder erg uit zynen mond laten vallen. Hoe onschuldig het ook ware, werd het toch als eene zware beleediging aengezien, en de gevolgen die het had, waren verschrikkelyk.
Shylock is de naem van eenen Jood, in the Merchant of Venice van Shakspeare. Het karakter, dat de dichter aen deze persoon gegeven heeft, is laeg, haetdragend, wreed, en in alle opzigten afschuwelyk. Nu, Minis was ook een Israëliet, en daer het antwoord door Stark gegeven werd op eene vraeg die Minis had gedaen, scheen het een' smaed op dezen jongeling te werpen. Hy liet echter,
| |
| |
op het oogenblik, niets merken, en het is mogelyk dat er aen dit voorval geen gevolg zoude gegeven zyn, indien Minis geene zeer goede vrienden had gehad, die hem verzekerden, dat Stark aldus met opzet had gesproken, om hem in de oogen der damen verachtelyk te maken. Zy voegden er by, dat hy een lafaerd zoude wezen, indien hy geene wraek nam over dezen bloedigen hoon.
Aldus opgewonden, haestte zich Minis, zoo tyde de renloop gedaen was, een' getuigen tot Stark te zenden, om hem tot een tweegevecht uit te dagen. Toen de secondant des anderendags 's morgens in de woning van den uitgedaegden kwam, ontving hem deze met veel vriendschap en reikte hem de hand; maer de hand werd koel teruggedouwd door den bootschapper, die zegde:
- Mr Stark, ik kom om eene ernstige zaek, van wege raynen vriend Minis, dien gy grootelyks beleedigd hebt.
- Ik! - riep Stark uit, - ik, Minis beleedigd! Hoe? Waer? Wanneer?
- Gisteren, op de renbaen, toen gy hem Shylock heette.
- Heb ik Minis Shylock geheeten? - vroeg Stark; dit is meer dan ik weet.
- Ge zyt kort van geheugen, Mynheer, - hernam de getuigen; - ik, en al degene die tegenwoordig waren, hebben het gehoord.
- Ik geloof waerlyk, dat ge dan allen het verstand
| |
| |
verloren had, - zegde Stark. - Minis vraegde my, hoe ik een zeker peerd zoude heeten; ik heb hem den eersten den besten naem gezegd, die my te binnen schoot. Ik wist niet, dit moet ik bekennen, dat Minis en een peerd de zelfde persoon waren.
- Het is nu geen tyd om te spotten, Mynheer, - merkte de getuige op; - misschien hebt gy hem niet met opzet beleedigd; maer in dit geval zult gy er niets tegen hebben, u by hem, in de tegenwoordigheid van vier getuigen, te verontschuldigen; anders zal hy eene andere voldoening van u vergen.
- Ha! Wordt het zoo opgenomen? - vroeg Stark. - Welnu laet dan Minis denken wat hy wil; hetgene ik gezegd heb, heb ik gezegd, en ik ben gereed hem gegenoegdoening te geven. -
De getuige ging heen, en by Minis gekomen zynde, gaf hy hem te kennen, dat Stark weigerde zich te verontschuldigen, en gezegd had, men mogt het opnemen gelyk men wilde, dat hy er zich niet om bekommerde.
- Zoo! - riep Minis uit, - hy wil geene verontschuldiging maken over zyne beleedigende woorden! Dan moet ik hem eenige greinen lood in den schedel zenden, om zyne lasterende tong voor eeuwig te doen zwygen. Myne karabyn zal hem leeren....
- Wilt gy dan uwen twist met de karabyn beslechten? - vroeg de getuige.
| |
| |
- Ongetwyfeld, - was het antwoord; - ik ben de beleedigde, my komt de keus der wapens toe, en ik kies de karabyn. Ga tot Stark, zeg hem, dat ik hem morgen, vergezeld van twee getuigen, zal wachten, en dat wy alsdan zullen zien, wie van ons beiden de laegheid heeft van een' Shylock. -
Nu gingen de getuigen tot de secondanten van Stark, om hen te verwittigen, dat Minis, gewapend met eene karabyn en vergezeld van twee vrienden, zich desanderendags op een uer, dat zy noemden, en op eene zekere plaets, die zy insgelyks aenduidden, zoude bevinden, om aldaer een bloedig einde te maken aen het geschil. De secondanten van den uitgedaegden merkten op, dat Stark niemand beleedigd had, dat hy zich weinig met de karabyn had geoefend en dat zyne vrienden aldus niet konden toegeven in hetgene werd voorgesteld. - Indien Mr Minis, - voegden zy er by, - de pistool wil gebruiken, zal Mr Stark zyn man zyn; zoo niet, mag hy zoo lang op ons wachten als hy het goed vindt; wy zyn niet van zin onzen vriend te laten vermoorden. Zoo de pistool uwen vriend aenstaet, laet het ons weten; zoo niet, dan kunnen wy het niet gebeteren. -
Niet tegenstaende deze verklaring, begaf zich Minis, op het door hem vastgestelde uer, ter plaets die hy tot het tweegevecht gekozen had, en aldaer bleef hy den
| |
| |
geheelen morgen met zyne twee getuigen wachten; doch, gelyk ligt te voorzien was, zyne tegenparty kwam niet te voorschyn. Deze en eenige zyner vrienden hadden zich korts na den middag, in de bovenkamer eener herberg vergaderd, waer zy gerust zaten met de kaert te spelen en wyn te drinken.
Het toeval wilde, dat ik juist met iemand van dit gezelschap moest spreken. Toen ik boven kwam, stond de persoon met wien ik te doen had op, en stelde my aen de overigen voor. Op de tafel stonden verscheidene flesschen wyn; de roomers werden vol geschonken, en ik moest een glas aennemen van een vocht, dat zy met den naem van Hermitage vereerden, maer dat zoo zuer was, dat ik alle moeite der wereld had, om het binnen te slikken. Wanneer ik de zaek voor dewelke ik gekomen was verrigt had, wilde ik weder weg gaen; maer op dit oogenblik zag ik eene versche persoonagie binnen komen die tot Stark zegde:
- Uw vriend Minis is beneden, en spreekt van u.
- O, - zegde Stark, - dan moet ik gaen zien, wat hy begeert. -
De anderen poogden hem dit afteraden; maer Stark wilde met geweld naer beneden. Terwyl zy dus bezig waren daerover te spreken, maekte ik my weg, om niet getuige te zyn, van hetgene er ging volgen. Als ik beneden was en de trapdeur, die in de gezelschapzael uit- | |
| |
kwam, open trok, zag ik Minis met vlammende oogen op my toe komen; maer toen hy gemerkt had, dat het zyn vyand niet was die binnen trad, bedaerde hy, en ging tot iemand anders spreken. Doch eensklaps keerde hy zich weder om, snelde op my toe, en zoo woedend zag hy er uit, dat ik verschrikt op zyde sprong, Het was op my niet dat hy het gemunt had; het was op Stark, die achter my was beneden gekomen. Minis riep hem met eene half versmoorde stem toe:
- John James Stark, you are a damned liar and a coward; (gy zyt een vervloekte leugenaer en een lafaerd!)
Deze woorden gezegd hebbende, trok hy eene pistool uit zynen zak en schoot ze op Stark af. De kogel trof den jongeling in den hals en verdeelde de hoofdslagader in twee. Het bloed vloot met breede stroomen uit de gapende wond, de ongelukkige greep met beide handen aen zyn' hals, opende den mond als wilde hy iets zeggen, wankelde, viel neder en was dood.
Met schrik bevangen en geheel bebloed, verliet ik met der haest dit afschuwelyk tooneel. Onderwege ontmoette ik een' constable, die, my in eenen zoo verwarden toestand ziende, vroeg wat er gaende was. Ik verhaelde hem het tooneel dat ik bygewoond had, en hy snelde naer de plaets toe, waer de misdaed was gepleegd geworden; doch de dader had reeds de vlugt genomen. Later werd hy echter aengehouden en in de gevangenis gebragt.
| |
| |
Nu werd er overgegaen tot het geregtelyk onderzoek der zaek. In dergelyke gevallen komt de grand-jury byeen. Deze bestaet uit niet minder dan twaelf en niet meer dan dry-en-twintig grondeigenaers, aen wie de beschuldiging voorgelegd wordt. Wanneer twaelf of meer leden van den grand-jury van gedachte zyn, dat de beschuldiging gegrond is, dan wordt de zaek voor het geregtshof verzonden; zoo niet, wordt er van de vervolging afgezien. In het eerste geval schryven zy, op den rug van het bill of indictment of beschuldigings-acte, de woorden: true bill; indien zy integendeel vermeenen, dat men de beschuldiging moet laten varen, dan zetten zy van achter op de beschuldigings-acte: ignoramus, of wel: no true bill. In de zaek der moord van Stark bestond er echter niet den minsten twyfel ten opzigte van den dader, zoodat de jury gereedelyk een true bill uitbragt.
Nu verzocht Minis, dat men hem onder borg zoude vry laten tot den dag wanneer de zaek voor het geregtshof moest gebragt worden; maer dit werd hem niet toegestaen. De engelsche wetten, die grootendeels ook in de Vereenigde-Staten in voege zyn, gedoogen eene borgstelling slechts in de volgende gevallen: 1o Voor persoonen van goeden naem, die onder verdacht staen van man- of doodslag van minderen aerd; 2o voor persoonen die beschuldigd worden van diefstal; 3o
| |
| |
voor persoonen die beschuldigd worden als medepligtigen in eene misdaed, wanneer deze persoonen niet slecht befaemd zyn, en als er geene al te groote waerschynlykheid bestaet dat zy pligtig zyn; 4o voor alle zaken van mindere ernstigheid. Maer in geval van moord, of van doodslag, waer de beschuldigde klaerblykelyk de dader van is, kan geen' borg aengenomen worden. Minis moest dus den geheelen tyd, tusschen den dag der gevangenneming en de eindelyke uitspraek van den petty jury, in de gevangenis doorbrengen, om alsdan het lot te ondergaen, dat de gezworenen over hem zouden uitspreken.
Daer ik als een der hoofdgetuigen in deze zaek gedaegd werd, was er niet meer aen te denken, myne reis nti te ondernemen, en ik vond my genoodzaekt, myn vertrek te verschuiven, tot na het afloopen van het regtsgeding.
De dag des verhoors verscheen, en eene groote menigte volks begaf zich naer het geregtshof. Wanneer de regters hunne plaets genomen hadden, riep een der deurwaerders met luider stemme:
- Oyez, oyez, oyez! - dit zynde de oude roep, onder de Normans gebruikelyk, om de aenwezigen tot zwygen te brengen. Zoo haest als alles stil was, werd de naem van Minis opgeroepen, en de deurwaerder die in verhoorzael was, riep:
| |
| |
- David Minis, come into court! -
De deurwaerder, die aen den ingang stond, berhaelde:
- David Minis, come into court! -
Een derde deurwaerder, die zich geheel buiten de verhoorzael bevond, riep vervolgens:
- David Minis, come into court! -
De beschuldigde werd binnen gebragt, waerna de clerk of the arraigns, diens ambt het is, de beschuldigingsakte voor te lezen, den moordenaer beval, de regter hand omhoog te houden; dan zegde hy tot hem:
- Gy zyt, onder den naem van David Minis, beschuldigd met moord, gepleegd op de persoon van John James Stark. Wat zegt gy? Zyt gy schuldig aen deze misdaed, die u ten laste gelegd wordt, of zyt gy niet schuldig?
- Niet schuldig, - antwoordde Minis; - waerop de clerk hem vraegde:
- Beschuldigde, hoe wilt gy geoordeeld worden?
- Door God en myn vaderland, - was het antwoord.
Deze vorm van vragen en antwoorden worden door de wet vereischt, en zyn overblyfsels van gebruiken die in de middeleeuwen in zwang waren. In die voorouderlyke tyden, bestonden er verschillende wyzen, om tot de pligtigverklaring of tot de vryspreking van eenen beschuldigden te geraken. Onder de angelsaksische regering in Engeland, had men de proef van het gloeijend yzer
| |
| |
en het voorbereid brood. Eene persoon die onpligtig was, konde, zoo men dacht, zonder gevaer een gloeijend yzer in zyne handen houden, of een stuk brood, dat men hem ter hand stelde inslikken; was hy daerentegen pligtig, dan verbrandde hy zich deerlyk, of het stuk brood verstikte hem. Later wanneer de Normans Engeland veroverd hadden, konde men het tweegevecht verkiezen, om met het zwaerd in de hand zyne onschuld te bewyzen. Nu zyn die barbaersche gewoonten in Engeland afgeschaft, en in Amerika zyn zy nooit in voege geweest; maer, daer de Engelsche wetten ook in de Vereenigde-Staten gelden, heeft men den vorm behouden, dien zy opleggen.
Deze formaliteit volbragt zynde, ging men over tot het zamenstellen van den jury. Uit eene talryke lyst persoonen, worden er twaelf benoemd, die uitspraek moeten doen over de gepleegde daedzaek. De namen worden in eene bus gestoken, waer zy een voor een uitgetrokken worden. Naermate een naem afgeroepen wordt, heeft de beschuldigde het regt denzelven te verwerpen of aen te nemen; en zoo mag hy er tot twintig toe verwerpen, indien hy zulks goed vindt. De advokaet van den staet, die het ambt van openbaer ministerie bekleedt, heeft insgelyks het regt twintig namen af te wyzen; maer voor elke weigering moet hy eene geldige reden geven; terwyl de beschuldigde in het geheel niet
| |
| |
moet zeggen, waerom hy aldus handelt. In het tegenwoordige geval, werd deze terugzending door de verdedigers van Minis, met zoo veel geschiktheid gedaen, dat er een jury ontstond, die den beschuldigden eerder genegen was dan anderzins. Van dit oogenblik af, waren er persoonen, die wilden wedden, dat Minis zoude vrygesproken worden, en niemand nam de wedding aen.
De aldus zamengestelde jury, wordt petty jury of klein gezworengeregt geheeten. De gezworenen legden den door de wet vereischten eed af, en dan werden de getuigen verhoord.
Ik ken weinige dingen, die onaengenamer zyn, dan de verpligting om als getuige voor eene engelsche of amerikaensche regtbank, te verschynen. De advokaten zyn geregtigd u alle beleedigingen naer het hoofd te werpen, die zy maer kunnen uitvinden, ten einde u te verwarren en met u zelven in tegenspraek te brengen. Zoohaest zy gewaer worden, dat de getuigenis der persoon die zy voor hun hebben eenigzins nadeelig is tot de zaek die zy verdedigen, maken zy een schandelyk misbruik van dit regt, ten einde deze verklaring krachteloos te doen schynen.
Aen een' der getuigen, die alle omstandigheden der moord zeer nauwkeurig verhaelde, werd gevraegd of hy soms, op het oogenblik dat de daed gepleegd werd, niet
| |
| |
dronken was, en of al wat hy zegde gezien te hebben, niet het gevolg was der menigvuldige glazen brandewyn die hy gedronken had. Van eenen anderen wilden zy weten op welken afstand hy van Minis stond, toen hy hem de pistool had zien uit den zak trekken en op Stark schieten. Het antwoord was:
- Ik stond juist op een' afstand van vier ellen en zeven achtsten, toen de kogel den ongelukkigen Stark in de keel trof.
- Gy ziet, Mynheeren van den jury, - zegde de advokaet, zich tot de gezworenen wendende, - dat er volstrekt geen' staet te maken is op hetgene deze getuige zegt. Hoe is het mogelyk, dat hy op een achtste van eene el naer zoude weten, hoe verre hy van den dader stond. Is het niet klaer, dat hy deze omstandigheid uitvindt, om gewigt aen zyne woorden te geven?
- Ik vraeg excusie, Mynheer de woordenkraker, - onderbrak hem de getuige; - ik dacht, dat de eene of andere gek my die vraeg zoude doen, daerom heb ik den afstand zorgvuldig gemeten. -
De pleiter geraekte, door dit antwoord, een weinig van zyn stuk; maer waer is de advokaet, die van zyne onbeschaemdheid lang verlaten wordt. Chassez le naturel, il revient au galop, en in dit geval scheen de onbeschaemdheid langs den yzeren spoorweg terug te komen, zoo spoedig was zy weder daer.
| |
| |
Voor my was echter de taek zoo onaengenaem niet, als voor eenige anderen, en dit om de volgende redens. In het verdedigingstelsel, welk Minis had opgevat, ontkende hy niet dat Stark gevallen was, ten gevolge van een' pistoolscheut, dien hy (Minis) gelost had; maer hy beweerde, tot zyne verdediging en voor het behoud van zyn leven, daertoe te zyn gedwongen geworden; ‘want Stark, zegde hy, kwam met eene pistool in de hand binnen, en hy zoude my zeker dood geschoten hebben, als ik hem niet te gauw ware geweest.’
Daer ik niets daervan gemerkt had, konde ik natuerlyk niet zeggen of dit waer was of niet. Ik verhaelde wat ik gezien had, waerop de advokaet my vroeg:
- Kunt gy zeggen, dat Stark geene pistool in zyne hand had, wanneer de beschuldigde zich genoodzaekt zag van zyn wapen gebruik te maken?
- Dit kan ik niet zeggen; want Stark bevond zich, op dit oogenblik nevens my, maer een beetje achter uit, en ik had myne oogen op Minis gerigt.
- Zoodat gy erkent, dat Minis in zyne eigene verdediging gehandeld heeft, en om zyn leven te redden?
- Dit kan ik niet erkennen; want ik heb het niet gezien. Ik heb Minis zien toeschieten naer de plaets waer ik stond; ik wist op dit oogenblik zelfs niet dat Stark in de zael was; ik ben verschrikt op zyde gesprongen; ik heb Minis de pistool zien afschieten, en my om- | |
| |
wendende, heb ik Stark zien wankelen en vallen; maer eene pistool heb ik niet in zyne handen gezien.
- Hy kon toch wel eene pistool in de hand gehad hebben, zonder dat gy het zaegt?
- Dit kan zyn, maer dan moet hy ze dadelyk hebben laten vallen; want toen hy zyne handen aen zyn' hals bragt, waren deze ledig. -
Nu keerde zich de advokaet tot de gezworenen en zegde:
- Mynheeren van den jury, geeft, bid ik u, wel acht op de woorden van dezen getuige. Hy heeft geene pistool in de handen van Stark gezien; maer hy erkent, dat Stark er eene kan in gehad hebben. Er zyn andere getuigen, die gy zult hooren, en die u zullen komen verklaren, dat Stark wezenlyk met eene pistool gewapend was; en de waerheid van hun getuigenis wordt bewezen door de pistool zelve, die men ter plaetse heeft vinden liggen, wanneer het lyk van Stark weggedragen werd. -
Dit laetste werd inderdaed door eenige getuigen verklaerd; eene enkele persoon kwam zeggen, niet dat Stark met eene pistool gewapend was, maer dat hy, op het oogenblik wanneer hy binnen kwam, de hand in den zak had, als of hy er een wapen wilde uittrekken. Of nu het wapen, welk men na de moord vond liggen, wezenlyk aen Stark toegehoord had, dan wel of het op eene andere wyze aldaer gekomen was, dit kan ik niet zeggen.
| |
| |
Hoe dit ook zy, het gevolg was, dat, na het afloopen der pleitdooijen, de jury in de zael der beraedslaging gebragt werd, om hun verdict op te maken. In deze zael moeten de gezworenen byeen blyven zonder eten of drinken, en zonder vuer of licht, tot dat zy met eenparigheid van stemmen eene uitspraek gedaen hebben. Indien zy eten of drinken, of als zy levensmiddelen by zich hebben, zonder toestemming van het hof, dan kan in sommige omstandigheden hunne uitspraek vernietigd worden; in alle gevallen worden zy daervoor in de boet geslagen. Zouden zy, nadat zy de verhoorzael verlaten hebben om zich in de kamer der beraedslaging te begeven, met een der partyen spreken, of zouden zy loten trekken om oneenigheid te voorkomen, dan is de uitspraek niet geldig. Het gebeurt somtyds, dat de jury aldus een' langen tyd opgesloten blyft, zonder te hebben kunnen eens worden. Die dan het beste tegen den honger kan, al is hy alleen van zyn gedacht, zal er soms al de anderen toe overhalen.
In de zaek van Minis echter, waren zy niet zeer lang opgesloten, toen zy reeds hun oordeel opgemaekt hadden, en binnen kwamen meteen verdict van: ‘Niet schuldig,’ zoo dat Minis op staenden voet in vryheid gesteld werd.
|
|