Den nieuwen lust-hof

[p. V]

Register.

A.

ALleen mijn zinnen staan.	Fol. 23
Aanhoort,, en spoort,, lief schoone	Fol. 64
Aenmerckt hoe zeer dat ghy door-vliet.	78.

B.

Bedruct in noot,, ben ick tot allen stonden.

59

C.

Cupido cleen,, wie gheeft u zulcke maght	25
Cupidos schicht,, O Venus nicht.	62

D.

Door liefden reyn.	7
Den winter strangh,, die 'therte bangh.	18
Daar staat een in mijn hert alleyn.	20
Den lieven claren waterstroom.	22
Den Mey, den Mey verheven.	38
Diana reyn, die gingh om baden haer	41
Door een alleen,, koom ick laes in groot verdriet.	43
Desen beecker die ick houde.	45
Die Cupido heeft gheraackt	50
Den grooten God der Goden	57
Dick hebb' ick mijn lief ghebeden	67
De mey die ons de groente gheeft	68
Dees zoete tijt,, elck een verblijt	74
Die 'tgoet boven de deughde mint.	79

E.

Een reyn maghet zeer delicaet	19
Een maaght ghepresen'	26
Een oude queve cluchtigh	77

G.

Goddinne zoet,, di'ck minnen moet	13
God schiep den man inden beginne	15
Ghy maaghden schoon,, die liefde nu hanteren	46
Ghy jonghmans die nu vryen.	47

H.

Het amoreuse fiere ghelaet	5
Helaes wie klaagh ick nu 'tverdriet	10
Hoe langh sal de liefde siet	31

I.

Int hert ly ick van binnen,, pijn	1
Ieught wilt vreught in u doen blijcken	8
In mynen sinn' soo staet een bloeme schoon	48
In mijn verdriet, doet zorghe 'thart bezwaren	56
In dees landou,, weet ick een vrou	60
Ick minn' van herten.	63

L.

Lief int secreet mijn jonck hert krencken doet

16

M.

Mijn liefde doet my dichten wel.

33

O.

Och waer ick zonder treuren	27
O Venus hoogh ghepresen	28
O lief O bloem verheven	34
O Venus brand, wat kondy maken	52
O zwaar,, verdriet en pijn	65
O smertelijcke minne	66
Om te versinnen,, des liefden stercke cracht	69
Oude vrou ick wil u niet	7

R.

Recht ghelijck een schip int varen

42

S.

Schoon lief idoon,, moet ick noch langh jaghen.	43
Schoon lief u wesen excellent	51

[p. VI]

Schoon kindt u lieflijck wesen,, zoet

71

T.

Tsa, tsa beleght de haven	12
T'jongh verheught mijn hert en zinnen.	72

V.

Vreughdelick wilt ontspringhen.	2
Venus heeft mijn,, met listen fijn	4
V treckent wesen en klaar ghesicht	15
Vraegt yemandt of ick min oft niet	17
Voor al in mijn behaghen	52
Venus brandt,, doet 'tverstant	53
Verblijt Venus dienaren	61

W.

Wat ist dat my van binnen	6
Wt de twee clare lichten	11
Wel op ghy schoon najadekens	36
Wilt vrolick zinghen	40

a.

Als God vermaart,, hemel en aardt	7
Alsmen begint,, des wijns deught t'overdencken	17

d.

Die hier tracht begheuen

12

g.

Gheluck in dese feest	5
Gods goedtheydt veer en naar	6
Gheen troost zoo zoet,, den man ghemoet	13
Ghierigheydts raat,, die ter wereldt veel quaadts doet	14

h.

Hoe wel de tongh tot laster veel uytsteken	6
Het fondament,, van s'menschen zalighede	18

m.

Met reyn gheneught,, laat ons dees feest vereeren

4

o.

Of yemant groot,, door rijckdom waer van machte	8
O lust,, des vleys, wat kan u kracht	15

z.

Zeer veel zo wy bezeffen.

10