Den lvst-hof van de christelicke zielen
(1600)–Jacobus Viverius– Auteursrechtvrij
[pagina 141]
| |
X V I I I. Christvs den wegh ende het leven.SOo eenigh mensche het leven soecket, die en moet het niet anders, dan een gheduyrigh sterven. Maer dat hij tot mij comme, soo is hij alreede ghegaen van den doodt in het leven. Vraeght ghij nu; Hoe sullen wij tot dij commen ?Ga naar voetnoota Groetet mij, ontfanght mij Vrindelick als ick tot u inwendighlick comme: Ga naar voetnootbBeminnet mij uyt den grondt uwes herten: Ga naar voetnootc Lovet mij met Gantscher crachten: Ga naar voetnootd Aenbiddet mij met Ootmoedt: Ga naar voetnooteGheeft mij, ende niet de wereldt, u herte: Ga naar voetnootf Verjaeghet de Sonde: Ga naar voetnootg hVliedet de Wereldt, en haere gaeven haetet: Ga naar voetnootk l Versaecket u selven: Sweert den Satan af, dat is, versaeckt hem crachtighlick: Trotse dan, Verfoeytse: Om dat te doene, moet ghij u Ga naar voetnootm n Cruyce laeden in het herte, niet op het voorhoofdt. Ghij moet het lijden Prijsen, loven, roemen, als goede kinderen die de roede kussen. Ga naar voetnooto pVraeght dan om Trouwe: Ontfanghet de Trouwe, als reyn, Gheest; in mij; niet in u selven, Soo langhe als ghij in de wereldt woonet: Want, Dat is de Hooghste Onvolmaecktheydt, dat men sich selven volmaeckt acht te zijne. Nuttet het Ga naar voetnootq Nachtmael, als het voorspel van de Gheestelicke Bruyloft, ende vlieghet op des Ghelooves Peerdt van de Eerde: Waer toe ick alle menschen Noode, Soo sullen sij die heylighe Ambrosiam, Onstervelickheydt, smaecken, ende eeuwigh leven. Maer, Du swacke Kindt, Belijde dijne sonden voor mijnen Vader, ende bidde om Ghenaede in mijnen naeme: hij Ga naar margenoot+ sal dij haest verhooren; jae hij sal dij te gemoete commen geloopen. Daer mede heeft de Verclaeringhe van dit eerste ende letste deel een EYNDE. |
|