| |
| |
| |
De goed ontwikkelde dames bespotten alle staatsmanskunsten van Glatthaut en bestemmen hem tot amotie.
Als de vroegere wetgevers van Darwinia niet enkel met wijsheid, maar ook met een profetischen geest waren toegerust geweest, zouden zij in 't vooruitzicht van 't geen thans gebeurde zonder twijfel uitdrukkelijk bepaald hebben, dat alleen mannelijke personen tot het lidmaatschap der zeventigen gerechtigd waren. - Daar wegens het gemis van genoemden profetischen geest door den wetgever geen gewag was gemaakt van seksen, bestond er geen rechtsgrond om den toegang aan de vrouwen te ontzeggen. Gewapend met hare doctorale diploma's deden zij woedende aanvallen op elken leegstaanden zetel en behaalden zij telkenmale de overwinning op hare mannelijke mededingers.
Dit komt ons vreemd voor. Wie ooit onze kiesvergaderingen heeft bijgewoond en bekend is met de middelen, waardoor ten onzent invloed op de vrije kiezers wordt uitgeoefend, houdt het voor onmogelijk, dat eene geëmancipeerde vrouw ooit een behoorlijk aantal stemmen op zich zou vereenigen. Bij ons wordt de keuze hoofdzakelijk slechts door twee voorwaarden bepaald. In de allereerste plaats tracht de zelfstandige kiezer te weten te komen, of de candidaat wel een eerlijk man is, dat wil zeggen: niet een politiek huursoldaat, die lijf en
| |
| |
ziel verkoopt, om tegen zekere personen met advocatenstreken te velde te trekken, maar iemand, die, eigene eerzucht verloochenend, bereid is, om alles, wat tot welzijn van 't algemeen kan strekken, te bevorderen. En in de tweede plaats vraagt hij, of de candidaat de noodige kunde tot zijne gewichtige betrekking bezit. En daar nu zelfs bij ons de personen, die eerlijkheid aan bekwaamheid paren, in elk district niet zoo heel kwistig gezaaid zijn en in kamers, provinciale staten en gemeenteraden toch verscheidene plaatsen moeten vervuld worden, ontstaat hieruit bij ons eene benijdenswaardige eenparigheid van keus. De geschikte personen zijn als 't ware bij voorbaat door hun karakter en talenten aangewezen.
Zulk een gelukkige toestand heerschte, helaas, niet in Darwinia. Wij zagen bij eene vroegere gelegenheid reeds, dat het daar bij de verkiezingen op eene in ons oog hoogst afkeurenswaardige wijs placht toe te gaan. Neen, Darwinia's kiezers waren niet onbevooroordeeld, niet eerlijk, niet onomkoopbaar. De in deze maatschappij tot deugd verhevene zelfzucht, de wuftheid, de genotzucht maakten, dat onder de specialiteiten en celebriteiten der volksvertegenwoordiging velen binnenslopen, die deze schoone namen niet verdienden. En juist in zulk eene maatschappij hadden vrouwen, die er knap uitzagen en vooral niet al te preutsch waren, uitnemende kansen op welslagen.
Ik laat het aan de verbeelding mijner meuschkundige lezers over om zich eene voorstelling te maken van de middelen, waardoor zulk eene vrouwelijke candidaat, geholpen door hare vriendinnen, zich van de stemmen der invloedrijke kiezers wist te verzekeren. In zulk een tijd was het in Darwinia eene soort van carnevalspret.
Als ik zeide, dat Glatthaut de opname der dames in het parlement met vreugde begroette, zou ik mij aan
| |
| |
eene onwaarheid schuldig maken. Toen hij vernam, dat de eene plaats voor de andere na door vrouwelijke specialiteiten van knap uiterlijk en toegevende zeden werd ingenomen, zag hij de aanstaande zitting met bekommering tegemoet. Ja, nu berouwde het hem, dat hij zich door de zucht om bij allen gezien te zijn had laten verleiden om zelf door het verleenen van vrijstellingen de schoone sekse op te heffen tot het maatschappelijk standpunt, waarop zij zich thans liet gelden. En Ohnemark, die de gevolgen even goed als zijn tegenstander doorzag, juichte over het goed gelukken van zijn plan.
Wat beiden voorzien hadden, gebeurde. De dames lieten zich niet door het kamerreglement weerhouden, om amendementen bij de vleet voor te stellen en uren achtereen met onbegrijpelijke radheid van tong te redeneeren. Zij vielen elkaar in de rede, dreigden meermalen tot handtastelijkheden over te slaan. Geen president kon met mogelijkheid de orde bewaren en zulk eene vergadering leiden. Elk wetsontwerp werd geregeld afgestemd, want als iedere dame er hare amendementen niet in aantrof, was dit voor haar eene geldige reden om de geheele wet als volkomen mislukt aan te merken. En daar ieder der vrouwelijke leden in den regel op elk artikel eene wijziging voorstelde, die tegen de amendementen der andere indruischte, was het onmogelijk, dat ook maar eene door het geheel bevredigd werd.
't Was in dien tijd een dol leven in Darwinia's vergadering. De boeten vielen in menigte en werden met een luchthartig gemoed betaald. De pot was elken Vrijdag prachtig gevuld. In den beginne hield men vast aan de oorspronkelijke instelling om er des Vrijdags avonds een maaltijd van aan te richten. Doch toen dit een paar keeren gebeurd was, begonnen de dames bezwaren in te
| |
| |
brengen tegen deze onaangename manier om het geld te besteden. Wat hebben wij aan zoo'n partij? zeiden zij, - 't lijkt wel een begrafenismaal.
En inderdaad, daar had het ook veel van. Een groot deel der kamerleden bestond uit oude heeren, celebriteiten van gevestigden naam. Deze zaten zoo ijverig te eten en te drinken, dat zij geen tijd overhielden, om zich veel met hunne buurvrouwen aan tafel te bemoeien. En gesteld, dat zij zelfverloochening genoeg bezeten hadden om het wel te doen, dan is toch nog de vraag, of de leeftijd dier heeren de welgemeende bedoeling van hunne oplettendheden niet zou hebben verijdeld. Als bij het dessert de oude heeren zich, 't zij soesend, 't zij opgewonden, naar ieders aard en gestel, recht zalig begonnen te gevoelen, zaten de dames zich te vervelen en te geeuwen.
Weldra stelden dan ook eenige der dames eene motie voor, om aan deze lummelachtige geldverkwisting een einde te maken: de pot zou voortaan niet besteed worden aan een maaltijd, maar aan een bal, bij voorkeur, als het bedrag dit toeliet, aan een bal masqué. Iedere dame zou het recht hebben om een cavalier naar haar believen te introduceeren.
De heeren leden hadden er wel op tegen; maar daar het kamerreglement den goeden financiers den mond sloot en de dames op dit eene punt volmaakt eenstemmig waren, werd de nieuwe bepaling met eene glansrijke meerderheid aangenomen.
Wat zou Glatthaut doen om dezen storm te bezweren? Ja, 't was zoo, die verworpeling Ohnemark had een geest opgeroepen, dien zelfs de slimheid van den eersten minister niet kon bannen.
Eerst poogde hij door overreding te werken. Maar zijne logische kunst stiet verlamd af op het schild eener andere
| |
| |
logica, die zelfs niet voelt, dat zij getroffen en gewond wordt, omdat zij het pantser van den hartstocht draagt.
Toen beproefde hij het met gemoedelijkheid. Hij beriep zich op haar vrouwelijk gevoel, op hare edele roeping als vredestichters in den tempel van het huisgezin; hij herinnerde haar, dat, nu zij haar werkkring tot den staat hadden uitgebreid, zij ook daar dezelfde rol moesten vervullen... Hij werd hartelijk uitgelachen.
Zouden de pijlen van den spot treffen? - IJdele moeite! Wie niet bekeerd wil worden, proeft alleen den bitteren smaak van het sarkasmus, maar de genezende kracht ervan ondervindt hij niet.
Eindelijk nam Glatthaut zijne toevlucht tot het eenig beproefde middel, dat zoowel op 't hoofd als op 't hart der vrouwen werkt. Hij begon aan de invloedrijkste leden der vrouwelijke oppositie het hof te maken. Op de vrijdagavondbals werd hij een onvermoeid danser, en dan nam hij de gelegenheid waar om haar zoete woordjes in te fluisteren. Darwinia's eerste minister beteugelde thans de oppositie door middel van ‘billets-doux’ op geparfumeerd rosepapier, van ‘rendez-vous’, van ‘tête-à-têtes’... Och hemel, wat is de Nederlandsche taal arm in technische termen voor ongeoorloofde minnarijen in den beschaafden stand!
Doch: ‘Vele vrouwen vele plagen.’ - Wat brouwden al die teere ‘liaisons’ hem eene zorgen! - Ik bedoel hier juist niet mee, dat zijn huiselijke vrede eronder leed. Och neen, de zeden in Nieuw-Berlijn brachten nu eenmaal mee, dat de gehuwde vrouwen uit de aristocratie niet beter wisten, of er moet wat ingeschikt worden voor de polygamistische neigingen der mannen. En degene onder haar, die er knap uitzagen, betaalden hen met toe te geven aan hare eigene polyandristische liefhebberijen. Niet de wel opgevoede Emma maakte hem 't
| |
| |
leven zuur, - maar de ‘vrije’ dames, deze waren het, die hem vaak erg in 't nauw brachten. Vlagen van jaloezie, bittere verwijten over ontrouw, doodelijke vijandschap der beleedigden maakten hem het leven tot eene hel.
De man, die er tot nu toe altijd nog jeugdig had uitgezien en door zijn voorkomen en manieren de harten wist te veroveren, werd in deze parlementszitting oud en grijs. Met somber gelaat, ingevallene trekken, gebogen en met slepende schreden kon men hem elken morgen naar de vergaderzaal zien gaan. De dames wilden niet meer van hem weten. Wel verbond hij van tijd tot tijd er nog eene aan zich door haren ‘galant’ met een post te beschenken. Maar daar er velen waren, die meer dan één mannelijk wezen wenschten te begunstigen, geraakte hij meer en meer in de klem.
Waar was zijne gevatheid, waar zijne welbespraaktheid gebleven? 't Gebeurde meermalen, dat hij in zijne rede bleef steken, dat hij de tegenwerpingen onbeantwoord liet, - eens had hij op een der bals een toeval gekregen.
Ohnemark, die in deze dagen trouw op de tribune verscheen, om de uitwerkselen van de mijn, die hij had laten springen, te aanschouwen, zag hem lijden en strijden en begreep, dat het weldra met zijn bewind zou gedaan zijn.
Op zekeren dag weerklonk de tijding: Glatthaut heeft zich van kant willen maken! Op een anderen keer: Het is Glatthaut in 't hoofd geslagen! - De waarheid is, dat de groote Glatthaut zich inderdaad niet meer in 't publiek vertoonde en dat, wie hem zien wilde, moest gaan naar een groot gebouw, door hooge muren omringd, waarbinnen een lieve tuin en fraai gemeubelde vertrekken alle mogelijke genoegens des levens aanboden, - een vreedzaam Paradijs in 't midden der woelige wereld, als de personen, die gij er zaagt ronddwalen, en de nare
| |
| |
kreten, die ge van tijd tot tijd hoordet, u niet aan de treurige bestemming van dat Paradijs herinnerd hadden.
Ja, Glatthaut zat daar teruggevallen in het type, waaruit de menschheid haren oorsprong heeft genomen. Beschaving en dressuur hadden, ik weet niet waarheen, de wijk genomen, om niets dan het walgelijke dier achter te laten.
Heel enkelen zeiden schouderophalend: 't is jammer van zoo'n knappen kop! - Maar verreweg de meerderheid, wie 't al lang verveelde, dat de zaken zoo eentonig haren gang gingen, en die in troebel water hoopte te visschen, verheugde zich stilzwijgend. Terwijl de groote man zijn plantenleven voortzette, richtte men eenige standbeelden voor hem op, en verviel hij hiermee onder de kategorie der lieden, die voor goed begraven en vergeten zijn.
Mij spijt het, dat ik aan Darwinia's grootsten staatsman geen schitterender uiteinde kan bezorgen. Maar men gelieve te bedenken, dat onze geschiedenis gevorderd is tot in de eenentwintigste eeuw, die zonder twijfel wijzer, minder avontuurlijk en praktischer zal zijn dan de nog met het zuurdesem van dweepzucht en een klein bezinksel geestdrift doortrokkene negentiende, waarin wij leven en droomen.
|
|