| |
| |
| |
Hoe Willrecht's geleerd boek spoedig geheel werd uitverkocht. Eene les voor heeren uitgevers.
Toen het boek reeds eenige weken het levenslicht had aanschouwd, verwonderde het Willrecht zeer, dat hij er geene merkbare gevolgen van waarnam. Hij had zich voorbereid op de hatelijke blikken zijner medeburgers, op hunne schampere aanmerkingen, op grove beleedigingen zelfs. Maar niets van dit alles openbaarde zich. Darwinia ging na 't verschijnen van het boek zijn gang en liet ook Willrecht als van ouds zijnen gang gaan.
De Darwinianen lezen langzaam, dacht de schrijver in de eerste weken bij zich zelven. - Zij zullen over den inhoud nadenken, was zijn troost toen de weken tot maanden werden. - Zij zetten heimelijk een algemeenen en vernietigenden aanval tegen mij op het touw.....
Eindelijk, niet meer wetende, wat van dit doodelijk stilzwijgen op zijne scherpe critiek te moeten denken, begaf hij zich naar den uitgever. Met kloppend hart kwam de angstige vraag hem over de lippen: Hoe gaat het met het debiet van mijn werk, mijnheer Schnitzer?
Zooals ik voorspeld had, niet best, antwoordde deze gelaten.
Hoeveel exemplaren zijn er verkocht?
Dat kan ik niet juist bepalen, omdat het boek nog in de wandeling is; maar naar alles, wat ik ervan
| |
| |
hoorde, zou 't mij verwonderen, als we meer dan tien exemplaren van de hand zetten.
Tien .....! - 't Was Willrecht, alsof bij door den grond zonk. Maar die tien moesten dan toch gelezen zijn. Wie had ze gekocht?
Heb ik gezegd, dat er tien verkocht zijn? Neen, ik heb enkel beweerd, dat we er een tiental van de hand hebben gezet. Dat is wat heel anders. Zie maar: twee exemplaren zijn gegaan naar 't ministerie, waar ze natuurlijk onopengesneden blijven liggen; één naar de academische bibliotheek, waar het, na in een sterken band te zijn gebonden, voor eeuwig in eene kast wordt gezet; vier naar de bibliotheken van onze vier geleerde genootschappen, die allen brieven van dankbetuiging hebben geschreven en 't geschenk ter griffie hebben gedeponeerd. Dat maakt zeven. Dan hebben wij in ons land, zooals gij weet, twee oude heeren, die alle boeken koopen en de titels met den naam van den uitgever en 't jaartal goed in hun geheugen prenten. Eindelijk vertelde mij de boekverkooper N., dat hij een exemplaar had verkocht aan een wijsneuzigen leerling uit de derde klasse van 't gymnasium, die den kost, welken zijnen leermeesters hem bieden, te licht vindt voor zijne buitengewoon ontwikkelde hersenen en zijn schoolwerk laat liggen, om in allerlei geleerde boeken te suffen, zonder dat hij er iets van begrijpt. 't Zou mij verwonderen, als er meer van verkocht was. Ge begrijpt, in onze kleine maatsckappij vernemen we zoo iets spoedig.
Hoewel deze verklaring de raadselachtige houding van 't publiek tegenover den uitdagenden schrijver volkomen oploste, maakte zij toch een treurigen, ja vernietigenden indruk op diens gemoed. Eenige oogenblikken stond hij sprakeloos. Toen wrong hij met inspanning de woorden uit de keel:
| |
| |
Zou er niets aan te doen zijn, waarde heer Schnitzer, - ik meen, aan het debiet van 't boek?
De uitgever trok de schouders op. Toen vloog hem op eenmaal eene geniale gedachte door den geest. Want Schnitzer was een vindingrijk man.
Ik weet een middel, sprak hij. Er zijn 990 exemplaren van uw boek, die wij willen van de hand zetten. Welnu, wij maken 990 pakken. We stoppen daarin een kam, een tandenborstel, een potje pommade, een mandje vijgen, wat appelen, een bosje sardines en nog andere prullen, zooals een valschen horlogeketting, - kortom, wat we op 't oogenblik voor een klein prijsje kunnen overnemen van winkels, die op 't punt zijn om bankroet te gaan, - en zooals gij weet, zijn die in Darwinia steeds ruimschoots te vinden. De heele boel moet ons natuurlijk niet meer dan een gulden kosten. Om de speelzucht van 't publiek te prikkelen, leggen wij in één exemplaar een bon voor eene pianino, waarmee ik weet, dat een fabrikant verlegen zit en die hij spoedig van de hand moet doen, omdat de zangbodem begint te scheuren. Wij krijgen haar voor een fabelachtig geringen prijs. Eindelijk doen wij in het pak uw boek. En honderd tegen één, dat na een paar advertentiën al de exemplaren aan den man zijn gebracht.
Willrecht schudde afkeurend het hoofd. 't Scheen hem eene ellendige toevlucht om op deze wijg zijn geesteskind in de handen van de menschen te spelen. Maar Schnitzer, die er eene voordeelige zaak in zag, wist zoo fraai te redeneeren, dat de tot het uiterste gebrachte schrijver eindelijk zijne toestemming gaf.
Weldra verscheen in de voornaamste dagbladen van Darwinia de volgenden aankondiging:
| |
| |
Ongehoorde Liberaliteit!
(Dit woord was juist het geschikte om de aandacht der Darwinianen te lokken, daar het hunne eigenliefde prikkelde en werd daarom bij de haren overal bijgesleept.)
‘Ongehoorde Liberaliteit!
‘ZUIVERE PHILANTHROPIE!
‘Wie wil niet wat lekkers eten?
‘Wie wil zijn toilet niet maken?
‘Zie, dat zijn twee zaken, waaraan ieder behoefte heeft. Maar lekker eten, inzonderheid versnaperingen zijn duur.
‘Toiletartikelen, waarmee de mensch zich opfrischt en opknapt, zijn ook duur, schreeuwend duur.
‘Ons philanthropisch en liberaal gezind handelshuis heeft besloten dergelijke zaken voortaan OM NIET te geven.
‘Let wel: OM NIET!
‘OM NIET ontvangt men in een pak:
‘onbreekbaren haarkam,
‘nimmer uitvallenden tandenborstel,
‘pot pommade, die het uitvallen van 't haar voor eeuwig waarborgt,
‘doos tandpoeder, die den geheelen dag den liefelijksten geur aan den adem geeft,
‘stuk zeep, die de huid zacht als satijn en lelieblank maakt.
‘Dit alles OM NIET!
| |
| |
‘Wien overkomt het niet wel eens, dat hij 's avonds een glas wijn te veel heeft gedronken en dat hij bij 't opstaan zich zoogenaamd katterig voelt?
‘Welnu, tegen de katterigheid leveren wij eene doos met middelen, waardoor zij onfeilbaar verdreven wordt, - geene medicijnen, maar smakelijke ontbijtgerechten. Wij zeggen niet, wat het is. Dat moet eene verrassing blijven. De doos met anti-katterigheidsontbijt zit dus afzonderlijk verzegeld in het GROOTE pak.
‘Ook deze ontbijtbehoeften schenken wij GRATIS. Want ons doel is de burgers van Darwinia van de meest onder hen heerschende kwaal te verlossen.
‘De mensch, van zijne katterigheid bevrijd, voelt zich opgeruimd en vroolijk. Hij heeft aandrift om een deuntje te spelen, een liedje te zingen. Welnu, ook in deze behoefte des gemoeds voorzien wij GRATIS:
‘In een der pakken ligt een bon voor eene prachtige, fonkelnieuwe PIANINO, voor welker deugd de beroemde fabrikant Olleburg tien jaren instaat.
‘Let wel:
Wie 't geluk heeft om dat bon in zijn pak te vinden, ontvangt franco de prachtige concertpianino GRATIS.
‘Gij vraagt: waarom doen wij zulk een aanbod?
‘'t Antwoord is reeds gegeven: wij doen het uit philanthropie en liberaliteit.
‘Maar gij vraagt ook: hoe zijn wij in staat, om het publiek zulk eene weldaad te bewijzen?
‘Men wete dan, dat wij ons in betrekking hebben gesteld met eene vereeniging van philanthropische mannen, die eene aanzienlijke som hebben bijeengebracht om, insgelijks GRATIS, het wereldberoemde
| |
| |
werk van den geleerden dr. Willrecht te verspreiden, getiteld: Darwinia's verleden, tegenwoordige toestand en, toekomst. Dit boek, 600 bladzijden groot, waarin alle maatschappelijke vraagstukken worden opgelost, waarin de middelen tot den bloei onzer maatschappij zijn aangegeven, waarin ieder troost en raad kan vinden, waardoor het welzijn der menschheid verzekerd wordt,
‘Ook dit onovertroffen boek ontvangt men in het gratis-pak.
‘Wie ons een postwissel van f 3.- toezendt, ontvangt dit alles onmiddelijk.
‘Hoe, zal men zeggen: gij spreekt van GRATIS, en we moeten toch f 3.- betalen? Dat rijmt niet!
‘Ik zeg: dat rijmt wel!
‘De toilet-artikelen en middelen tegen katterigheid, om niet te spreken van de kans op de pianino krijgt gij GRATIS; want het erbij gevoegde nieuwe boek kost oorspronkelijk veel meer dan f3.-; - de prijs is f6.-.
‘Dit boek van f 6.- ontvangt ge ook GRATIS. Want de toilet-artikelen en het katterigheidsvoedsel kosten f 4.-, terwijl het lot op de piano op zich zelf minstens één gulden zou gelden en ons inderdaad één gulden gekost heeft.
‘Derhalve ontvangt men alles wel degelijk GRATIS.
‘Men haaste zich!!!
SCHNITZER & Co.
te Nieuw-Berlijn.’
De kloeke Schnitzer kende zijne landgenooten: binnen vier dagen na de eerste plaatsing der advertentie waren de 990 pakken verkocht. 't Was eerlijk in zijn werk
| |
| |
gegaan. Niemand maakte aanmerkingen en de naam van den gelukkigen trekker der pianino prijkte in alle dagbladen.
Men vergeve mij, dat ik op dit punt een weinig uitvoerig ben. Maar de zaak is het waardig. De door Schnitzer en Co. het eerst gewaagde poging werd sedert in Darwinia het gewone middel om een boek aan den man te brengen. De geheele boekhandel bewoog zich voortaan op dezen weg. Ja, ik kan getuigen, dat de voormaals kwijnende boekverkooperij niet alleen zelve er bovenop kwam, maar dat zij tevens eene buitengewone mate van bloei schonk aan het handelsverkeer in de meest verschillende artikelen. Had een winkelier eenige mudden muffe gort liggen, dan ging hij naar Schnitzer en vroeg, of er onder zijne fondsartikelen niet een was, dat tot lectuur voor 't gewone slag der gorteters kon dienen. Dan werden eenige koppen van de onverkoopbare waar uitgeloofd als premie bij het boek, en in een oogwenk verdwenen al de exemplaren. - Dan was het weer eene loterij. Eene andere firma bood aan de inteekenaars op zijn boek een lot aan op eene geheele buitenplaats, die inderdaad vrijwat waarde had. Tienduizend deelnemers moesten er zijn, dan zou de trekking beginnen. De slimme vent wist heel goed, dat in een landje als Darwinia nimmer tienduizend inteekenaars bij elkander waren te krijgen. Na eenigen tijd werd dus aangekondigd, dat de loterij niet kon doorgaan. Ieder was derhalve van zijne verbintenis ontslagen. Doch wat de boekverkooper vooruit had gezien, gebeurde: van de zesduizend personen, die op 't boek hadden ingeteekend, trok het meerendeel zich wel terug; maar ruim zevenhonderd vergaten zich te laten schrappen en zeshonderd waren nu eenmaal nieuwsgierig geworden en wilden 't boek toch hebben. De man maakte dus nog altijd uitstekend goede zaken.
| |
| |
Waar bleven al de boeken, die door deze voortaan op Darwinia inheemsch geworden industrie aan den man werden gebracht? Ik weet liet niet! Maar de menschen hebben altijd papier noodig.
Het woord ‘aan den man brengen’, dat ik daar neerschreef, noopt mij om nog een ander voorbeeld te verhalen: Een boekverkooper had een keukenboek uitgegeven. Het ding vond niet veel aftrek, omdat de recepten voor 't meerendeel onuitvoerbaar waren. Daar komt hij in kennis met eene zeer gegoede en trouwlustige weduwe. Nu is de zaak gezond! IJlings annonceert hij, dat in een der exemplaren een bon ligt, dat den gelukkigen trekker een onbezorgd leven waarborgt: eene schatrijke en beeldschoone jonge weduwe zou zijn deel worden. 't Woord schatrijk alleen was voldoende geweest, om de jonge manschap van Darwinia tot een wedloop te bewegen. Schoonheid, jeugd, karakter, zie, dat waren in hun oog zaken van ondergeschikt belang. Als men 't geld eenmaal had, kon het huwelijksjuk onmogelijk zoo heel drukkend wezen. Meer dan tienduizend exemplaren werden verkocht, en de gelukkige trekker van den bruidsschat kreeg een leelijk, vrij bedaagd en kwaadaardig wijf. Wat zeg ik, dat hij haar kreeg? Ook zelfs dit niet. Want toen de trouwerij haren gang zou gaan, wist de familie van 't lot toch nog te bewerken, dat er huwelijksche voorwaarden ontworpen werden, waardoor de bruidegom geene vrije beschikking over 't vermogen bekwam en zoowat de kostganger zijner lieve wederhelft werd. Dit stond hem slecht aan, daar hij gehoopt had eene massa schulden te kunnen afdoen. 't Huwelijk sprong dus af. Maar de slimme boekverkooper maakte goede zaken. Want aan den eenen kant streek hij de winst van eene ongehoorde menigte exemplaren op, en aan den anderen kant had hij van de trouwlustige weduwe een belangrijk voor- | |
| |
schot opgenomen voor advertentiën, correspondentie en andere onkosten. Toen dit voorschot later werd opgevorderd, wist hij zijne declaratie van gemaakte onkosten zoo in te richten, dat hij nog eenige guldens bovendien in den zak stak.
Zooals ik zeide: sedert de verschijning van Willrecht's onverkoopbaar werk nam de boekhandel op Darwinia eene hooge vlucht. Werd ten gevolge hiervan in 't land meer dan vroeger gelezen? Ik weet het niet. Maar Willrecht kon twee zaken getuigen:
Eerstens, dat hij voortaan het genoegen had om fragmenten van zijn geleerd werk onder de oogen te krijgen, telkens als hij koffie, suiker of andere kruidenierswaren liet halen, en ook wel, als hij op de meest verschillende plaatsen stukjes papier ter hand nam tot een ander doel, dat zich niet wel zwart op wit laat uitdrukken.
En ten tweede, dat niemand der 990 koopers hem ooit een enkel blijk van goed- of afkeuring omtrent zijne politieke inzichten en zedekundige wenken heeft gegeven.
|
|