| |
| |
| |
Wat er van Europa overbleef.
Geen lust gevoelende om de kinderschreden te volgen, waarmee de inwoners van Darwinia den reuzensprong, die hen in één dag op een duizelingwekkend standpunt van beschaving had verplaatst, nog eens terug moeten afleggen, om behoorlijk in hun nieuwen toestand terecht te komen, - geen lust gevoelende, zeg ik, om met hen de Fröbel- en spelschool te doorloopen, stel ik u voor een kijkje te gaan nemen van den toestand van het overige Europa na de katastrophe.
Dit bezoek kan alleen de zuidelijkste landen van ons werelddeel gelden: Spanje, Italië, Turkije, Griekenland, die zoowat op de hoogte van Spitsbergen kwamen te liggen, en wier inwoners niet zoo geweldig in de armen van den ijskoning beklemd raakten, of een goed deel ontsnapte nog aan den vreedzamen dood der verstijving.
De geredden hadden hun behoud hieraan te danken, dat zij zich nog tijdig over de bevrozen Middellandsche Zee waagden en Afrika binnentrokken. Daar vestigden zij zich in de onbewoonde streken der woestijn van Sahara, die toen zoowat het klimaat had gekregen van Stokholm en Petersburg. De verandering van temperatuur werkte gunstig op de barre zandvlakte. Regens stroomden rijkelijk uit den hemel, bronnen welden op, rivieren bewogen zich in hare beddingen. Wel jammerden de verweekelijkte zuidelingen over de vreeselijke verandering, die het klimaat had ondergaan. Maar zooals 't vervolg van deze historie zal aantoonen, bleek ook
| |
| |
hier, dat lichamelijke kwellingen het beste middel zijn om den geest te stalen, platweg gezegd: om den mensch alle malle kuren uit het hoofd te jagen.
Beginnen wij met de Spanjaarden. De lezer zal zich herinneren, dat bij 't plaats grijpen der aardverwrikking de twintigste eeuw al in vollen gang was. Veel was op dat tijdstip heel anders, dan het thans in 't jaar 1876 is, maar in Spanje was alles geheel hij 't oude gebleven. Wel waren don Carlos en zelfs de kleine Alphonsus lang ter zielen gevaren, maar nog altijd hielden de Carlisten en Alphonsisten zich bezig met elkander dood te slaan. De laatste vruchtboom was allang geveld, het laatste stuk vee reeds voor jaren geslacht. De met bloed gedrenkte en met lijken gemeste grond wachtte te vergeefsch op de aanraking van een ploeg en op eene levenwekkende graankorrel. Wel was sinds jaren geen penning interest der staatsschulden meer betaald en weigerden zelfs de meest gewetenlooze bankiers om onnoozele halzen te verleiden tot deelneming aan geldleeningen, die vijftig percent beloofden; maar nog altijd hitsten zwarte priesters de arme landskinderen tot eindeloozen moord aan en wisten zij aan de geloovigen in geheel de wereld geld te ontfutselen om de uitgemergelde mannen en paarden evenals in een stierengevecht op de been te houden en vooral om hen nimmer over gebrek aan kruit en lood te doen klagen.
De winterkoude van 't noorden bracht de verhitte gemoederen tot bedaren. Vaderlandslievende mannen stonden op en trokken het land door. Mannen, broeders, riepen zij, legt neer de wapenen, reikt elkander de hand, bebouwt de aarde en weg met de zwarte priesters, die ons waanzinnig hebben gemaakt!
En de mannen van 't volk stonden elkander verbaasd aan te staren. Ja, 't is zoo, hoe kwamen wij aan dien waanzin? Zijn wij niet allen geweest als ijlende koortslijders? En wie hebben ons bloed vergiftigd? Zie die
| |
| |
duivelsche priesters en luie monniken hebben het gedaan. Weg met hen!
En voordat zij zich tot den arbeid keerden, meenden zij een goed werk te doen met eerst eene klopjacht te houden op alles, wat geestelijke heette. Als ratten en muizen werden deze doodgeslagen, en wat aan de algemeene slachting ontkwam, vond van kommer en gebrek den dood op de ijsschotsen der Middellandsche Zee.
En toen de arme menschen zich eenmaal weer aan landbouw en veeteelt wijdden, hadden zij jaren van bitteren nood te doorleven. Want zij waren den arbeid ontwend en de grond bracht van zelf niet veel voort. Veel moeite kostte het hun om van priesterslaven vrije mannen te worden. Maar ik kan u zeggen, dat het wonder geschied is. Thans kampen zij evenals hunne dappere voorvaderen, de ridderlijke Moorenbestrijders, tegen de zuidelijk van hen wonende Negers, die het Mohamedanisme bij hen willen invoeren. Maar ik zeg u, 't zal niet lang duren, of alwat Neger is, ligt in 't zand te bijten, en zij geven aan de wereld het voorbeeld, dat een volk vroom kan zijn, al duldt het ook geen enkelen geestelijke en lediglooper op zijn grond. Zoo groot is hun afschuw van al dat volkje, dat zij 't zelfs niet meer kunnen uitstaan, als iemand zwarte kleeren aan 't lijf heeft. Als zij een luiaard of oproerkraaier zien, roepen zij: weg met hem naar de Franschen! Dat wil zeggen, dat hij de Middellandsche Zee maar in moet. Want zij weten heel goed, dat er geene Franschen meer zijn, omdat die lang onder 't ijs begraven zitten. Hunne vrouwen zijn de schoonste van heel de wereld, en alle deugden, waarvan zij in den tijd van hun diepst verval nog een sprankje hadden behouden, zijn onder arbeid en koude lucht heerlijk gegroeid. Nergens vindt gij de vrouwen kuischer en trouwer, nergens de mannen ridderlijker en beleefder.
Ten oosten van hen wonen de Italianen. Misschien
| |
| |
zijt ge 't meest benieuwd om te weten, hoe het met den Paus is afgeloopen. Veel goeds kan ik tot mijn leedwezen niet vertellen. Toen de meer dan Siberische koude over de Eeuwige Stad kwam en alle verstandige lieden den Paus - de toenmalige was een andere oude man dan de tegenwoordige met een hooger nommer achter zijn naam - aanrieden om met hen mede naar 't zuiden te tijgen, zeide hij: non possumus. Hij is daarop hard aan 't bidden gegaan om verandering van 't weer te krijgen. Maar 't heeft hem niet gebaat. En ik denk, dat hij als eene uitgedroogde mummie op zijne kerkrots zit vastgevroren. De Kardinalen, Jezuïeten en al 't luie volk, dat met hem den Pieterspenning placht op te eten, wilde hem lafhartig in den steek laten en de landverhuizers volgen. Maar deze, opgestookt door een kleinzoon van Garibaldi, joegen al dat gespuis terug en zeiden: meent niet, dat wij u ééne schrede over de zee zullen voorthelpen of dat gij één brood van ons krijgt! Blijft hier maar op uw vet teren en warmt u aan de banbliksems, die uw meester ons nazendt! - En ach, de arme stumpers hadden alles geleerd behalve vasten en vermoeienis! Zuchtend en weeklagend sukkelden zij achter den trein aan. Steeds werd hun aantal geringer. 't Langst hielden het uit eenige armoedige priesters van het land en vooral de monniken, die gewoon waren barrevoets te gaan en niets dan eene pij over 't bloote lijf te dragen. 't Is onbeschrijfelijk, hoeveel die menschen op dezen tocht hebben geleden. En als niet van tijd tot tijd goedhartige vrouwen uit de achterhoede schijnbaar bij ongeluk wat brood op het ijs hadden laten liggen, zou geen enkele geestelijke in 't nienwe land zijn aangekomen. Toen men er eindelijk was, wilden de meest verbitterde mannen dezelfde executie houden als de Spanjaarden. Doch toen sprongen de vrouwen voor hare oude zielverzorgers in de bres en begonnen te jammeren, om harten van
| |
| |
steen te vermurwen. De Italianen echter zijn een wreed volk en zouden zich er niet aan gestoord hebben, als niet Garibaldi's kleinzoon tusschen beiden was gekomen.
Hoort eens, mannen, zeide hij, laten wij ons niet bezoedelen met het bloed van onze bloedzuigers. Geven wij hun veeleer een voorbeeld van Christelijke liefde, die zij niet alleen nooit betracht hebben, maar waarvan zij den naam zelfs vergeten zijn. Wij zullen hen twee dingen laten beloven: ten eerste dat zij 't niet meer zullen wagen om door bedelarij of afzetterij ten koste van de gemeente te leven, maar dat zij hun brood zullen eten in 't zweet huns aanschijns, - voor zoover het ten minste mogelijk is in dit vervloekte klimaat een druppel zweet uit de huid te drijven; en, ten tweede, dat zij tegen niemand ter wereld een woord van religie zullen kikken. Dit laatste hebben zij dubbel en dwars verdiend door al de ellende, die zij met hun schijn-Christendom over de wereld hebben gebracht.
Zoo gezegd zoo gedaan: de priesters en monniken werden gezet aan 't graven van waterleidingen, waaraan in deze streek dringend behoefte kwam, omdat anders door de vele regens de woestijn van Sahara gevaar zou hebben geloopen van weer in eene zee te veranderen.
Nu kon men duidelijk zien, dat in die door vadzigheid en beerschzucht ontaarde geestelijke heeren toch nog iets van 't oude Romeinsche bloed zat; want ze werkten, dat het een lust was. Wel kwam het een enkel maal voor, dat een van hen zijne oude kuren weer wilde uithalen en heimelijk een vrouwtje de biecht afnam of haar geld aftrochelde voor den armen stadhouder van Christus, die in 't ijsland zat te verkleumen, zooals ze zeiden. Zij wisten echter heel goed, dat hij reeds lang in een ijsblok veranderd was. Maar als Garibaldi's ambtenaars dat vernamen, werd zoo'n kerel ten aanschouwen van heel het volk naar de zuidelijke grenzen gebracht en aan de Negers
| |
| |
overgeleverd, die, nu de Engelschen er niet meer zijn en allen het veel te druk met hunne eigene zaken hebben, den slavenhandel weer met allen mogelijken ijver drijven.
De meesten echter hielden hunne pijpen in den zak, werden mager en braaf. Toen wilden zij ook als de andere menschen leven, vrouwen nemen en huishoudingen opzettten. Maar Garibaldi zeî: neen, dat niet! want de vos verliest zijne haren wel, maar zijne streken nimmer. Die vrouwen zoudt gij weer naar uwen wil zetten en die kinderen zoudt gij heimelijk in de Roomsche leer onderwijzen. En dan haalden we ons ten slotte mettertijd toch weer de ellende van eene kerk op den hals.
Garibaldi's kleinzoon is voor niets banger dan voor de kerk, en naar mijn inzien, gaat hij daarin te ver en werpt, zooals het spreekwoord zegt, met het vuile badwater ook het kind weg. Hij duldt geene openbare godsvereering in den staat en zegt, dat ieder in zijne binnenkamer moet weten, wat hij aan den Lieven Heer verschuldigd is. En wat is nu 't geval? Bij de mannen, die geen tijd hebben om veel te denken, gaat dit nog wel. Maar de vrouwen, - dat wordt een ellendige boel. Vele zoeken haren troost bij Mahomedaansche priesters, die als kooplieden vermomd uit het Negerland over de grenzen komen. Ja zelfs sluipen ver uit de binnenlanden van Afrika Fetischdienaars binnen. Op deze vuile kerels zijn de vrouwen verzot; zij vinden 't zoo aangenaam haren god in den zak te dragen of aan den hals te hebben hangen en hem vrij te kunnen weggooien, als hij niet in alles naar haren zin doet. - Dan hebben de Spanjaarden vrij wat wijzer gehandeld Deze hebben ieder een bijbel in de handen gegeven en ieder huisvader preekt er dapper op los. Nu hoort men soms wel rare dingen, maar ieder stelt toch belang in den godsdienst, en vooral bij de vrouwen komt een vrome zin, dien zij weder bij hare kinderen aankweeken.
| |
| |
Ook in burgerlijk opzicht geloof ik niet, dat de Italianen op den goeden weg zijn. Deze kleinzoon van Garibaldi dweept met de republiek van 't oude Rome. Ieder man moet zich met het staatsbestuur bemoeien en op zijne beurt de ambten bekleeden, die niet bezoldigd worden. Deze maatregel is eene ware bron van ellende. 't Is alsof 't volk het erop gezet heeft om de minst geschikten te verkiezen; deze kuipen trouwens ook 't hardst om consuls, praetoren of senatoren te worden. Zijn zij 't eenmaal, dan verloopt het werk en vervallen zij tot bittere armoede. En dan gaat het net als met het bekleeden van de eerepostjes bij ons in de negentiende eeuw: eerst wurmen om ze te krijgen en, heeft men ze eenmaal, dan klagen over den last, die eraan verbonden is, op de teenen getrapt zijn, als men eenige tegenwerking ondervindt, en eindigen met op de ongeschiktste oogenblikken nijdig den boel aan kant te gooien. En gesteld ook, dat de menschen genoeg vaderlandsliefde of zelfverloochening hadden om hunne ambten even trouw waar te nemen, alsof ze betaald werden, waar zullen zij van leven en hoe zal ieder den tijd vinden om in zijne jeugd, in plaats van een nuttig beroep, de staatszaken te leeren? Dat zij dit echter allen doen zullen, wil Garibaldi met alle geweld zoeken gedaan te krijgen. Hij is zelfs begonnen met slaven in te voeren, zeggende, dat die evenals in den ouden Romeinschen tijd al het handenwerk moeten verrichten, opdat de vrije mannen den tijd hebben om zich onverdeeld aan de belangen van den staat te wijden.
De Spanjaarden hebben 't op veel verstandiger voet ingericht. Die hebben zich verdeeld in kleine gemeenten, die ieder haar eigen bestuur hebben en zich mogen inrichten, zooals zij goedvinden, mits zij maar niet met de landswet in strijd komen. Als die zelfstandige kantons nu maar onderling vrede kunnen houden en er niet aan
| |
| |
denken om ieder zijne soldaten aan te schaffen, zal 't wel goed gaan. En vooreerst bestaat er ook weinig vrees voor onraad, omdat zij het te druk hebben met den arbeid.
Ik denk, dat bij de Spanjaarden alles beter gaat dan bij hunne buren, omdat zij door hunne eeuwige burgeroorlogen zoo schrikkelijk veel ellende hebben geleden: die heeft hen mak en wijs gemaakt. De Italianen daarentegen hebben in de jaren voor de wereldverplaatsing veel te weelderige dagen beleefd. Zij hebben niets anders gedaan dan bluffen op de eenheid van Italië, schreeuwen, dat zij weder eene groote mogendheid waren, met Rusland, Duitschland en Frankrijk gewedijverd in 't aanschaffen van soldaten en oorlogsschepen en den tijd verknoeid met tegen de geestelijken in te vrijmetselaren. 't Loopt nimmer goed met hen af. 't Schijnt, dat zij eerst nog wat slagen moeten hebben.
In den harem te Constantinopel hield een andere man huis, even ziek en uitgemergeld als zijne voorgangers, maar nog droefgeestiger, omdat hij in de laatste halve eeuw geen geld meer van de Christenen had kunnen loskrijgen om zijne dames naar haren stand te onderhouden en zich de ambtenaars en troepen aan te schaffen, waarmee hij zijne Christelijke onderdanen uitzuigt en verdierlijkt. Hij was dus zoo krank en moedeloos, dat hij bijna verlangde naar den tijd, waarop het den grooten mogendheden zou behagen hem te pensionneeren en met zijn harem naar een lief plekje in 't Oosten te verplaatsen. En dat zou ook al lang gebeurd zijn, als zijne voogden 't over het verdeelen van den buit hadden kunnen eens worden. De groote katastrophe kwam, om de Oostersche quaestie op de meest vreedzame en afdoende manier op te lossen.
Nu heeft het ongeluk gewild, dat bij de verhuizing nagenoeg alles, wat nog Turksch bloed in de aderen had, door sympathie naar 't Oosten getrokken, den weg is ingeslagen, die hen ten verderve moest voeren. Zij zijn
| |
| |
den Bosporus en de Dardanellen overgetrokken om waarschijnlijk zeer spoedig in 't onbewoonbaar geworden Klein-Azië den dood te vinden. De talrijke Grieken, die bij hen woonden, besloten zuidwaarts te trekken. Maar arm en zorgeloos, als zij waren, hebben zij 't niet ver gebracht. Op de Cycladische eilanden zijn zij gebleven, en wat niet van koude en gebrek is omgekomen, leeft daar nog. Doch 't is er een leven naar; want op die voormaals zoo gezegende, doch sinds eeuwen in roofnesten ontaarde eilanden, ziet het er uit als in onzen tijd op Nova-Zembla en Spitsbergen. 't Is eigenlijk geene plaats geschikt voor eenige levende ziel, behalve voor ijsberen en walrussen. Slechts de taaiste onder Hellas' zonen hebben zich kunnen ‘accommodeeren’. Daar zitten zij thans neergehurkt in ellendige hutten, zwart van den rook, zich voedend met walvischspek. Zij, die eenmaal de schoonste menschen van Gods aardbodem waren, zijn door de onverbiddelijke wet der transmutatie veranderd in krombeenige, dikbuikige groothoofdige kereltjes. Zij, die in hun zedelijken val zich nog steeds verhoovaardigden de taal van Demosthenes en Plato te spreken, kwaken thans onwelluidende klanken. Zij zijn de Lappen der nieuwe wereld. Zoo gaat 's werelds glorie voorbij! - Maar één ding hebben zij gewonnen: niemand zal hen langer bespotten als de karikaturen der strijders van Marathon. Die - poulossen en - adèssen, en welke andere klassiek klinkende uitgangen zij meer achter hunne namen mogen voeren, zullen de erfenis van Demosthenes niet meer te grabbelen gooien in het omverwerpen van ministeriën en de gehardheid van Lycurgus' zonen niet langer misbruiken tot het ambacht van struikroover.
In 't algemeen kan ik nog zeggen, dat Afrika eene schoone toekomst tegemoet gaat. Met reuzenschreden rukken de Engelsche en Hollandsche kolonisten in de binnenlanden voort en verdringen het negerras, waarvan
| |
| |
toch, niettegenstaande de plechtige betuigingen van Beecher Stowe, nimmer iets goeds te maken is.
En 't zelfde geldt van Zuidelijk Azië. Daar zijn Engelschen en Hollanders opgewekt uit hunne ontzenuwende droomerij. Zij arbeiden als in 't oude vaderland en heerschen over eene prachtige natuur. De inboorlingen zien dat streven met verbazing aan, gebruiken eene dubbele dosis opium en blazen den laatsten adem uit in eene lucht, die hun doodende koude in 't heete bloed stort.
|
|