Twee handen van zwart
(1965)–Eduard Visser– Auteursrechtelijk beschermdVerhalen uit Texas
[pagina 87]
| |
[pagina 89]
| |
Geen feit is strafbaar dan uit kracht van eene daaraan voorafgegane strafbepaling. De schutting was van aluminium en minstens drie meter hoog. Naast de stalen toegangspoort stond een vormeloos modern beeld, op een sokkel van zwart marmer. Het leek op niets, behalve misschien op een enorme keisteen. ‘Het spijt mij zeer, maar die moderne kunst kan ik niet erg waarderen,’ dacht Derk. ‘Ik ben natuurlijk hopeloos ouderwets en niet van deze tijd, maar ik begrijp het niet.’ Hij stond voor de poort en las het keurige, koperen bordje met de gegraveerde letters Silex, Inc. en daaronder verboden toegang. Hier was het dus. Maar hoe kwam hij er in? Er was geen kruk, geen bel, geen klopper, niets. ‘Wat wenst meneer?’ kraakte op dat moment een stem. Het geluid kwam uit een kleine luidspreker, die hem niet eerder was opgevallen. ‘Wat ik wens? Voor de drommel, ik wens hier binnengelaten te worden!’ Een kort, metalen lachje. ‘Als u zo begint komt u er nooit in,’ zei de stem. ‘U heeft immers niet het minste recht om toegang te eisen. Bovendien staat uw gehele houding ons niet bijster aan.’ ‘Recht, wie praat hier over recht?’ Derk raakte enigszins uit zijn humeur. ‘Als je niet heel gauw opendoet, zal ik zorgen dat je ontslagen wordt. Ik heb hier in mijn hand een persoonlijke, eigenhandig geschreven uitnodiging van de president-directeur, meneer Silex!’ Een vloek werd in de luidspreker gesmoord en onmiddellijk | |
[pagina 90]
| |
gleden de deuren geruisloos uiteen. Derk liep naar binnen. Vier mannen, gekleed in witte overalls en uitgerust met moderne machinegeweren, kwamen haastig uit een huisje aanrennen, stelden zich in het gelid en salueerden. ‘Goedemorgen, meneer. Neemt u ons vooral niet kwalijk, meneer, maar wij hebben zo onze instructies,’ zei de eerste. Dit was de man die door de luidspreker had gepraat. Derk herkende zijn stem. ‘Heb je ook instructies om te zeggen dat mijn gehele houding je niet aanstaat?’ De man gaf geen antwoord. Hij zweeg. Zijn mond viel als in grote pijn open en hij maakte met zijn arm een afwerende beweging. Smekend keek hij hem aan. Derk nam de drie anderen met gefronste wenkbrauwen op. ‘Ik heb het niet gezegd, meneer!’ riepen zij meteen in koor. ‘Ik vraag jullie niets, houd dus je mond,’ zei hij scherp. ‘Jawel meneer.’ ‘En breng mij nu snel naar meneer Silex.’ ‘Jawel meneer.’
‘Ga zitten, nee daar,’ sprak meneer Silex joviaal. ‘Zo, is het er eindelijk van gekomen? Ik moet zeggen dat ik het buitengewoon op prijs stel je hier te kunnen verwelkomen. Ik vind het trouwens altijd erg leuk om hier bezoekers te ontvangen, al gebeurt het hoogst, hoogst zelden. Goed dat je ook eens rondkijkt in een van onze grote moderne fabrieken. Tenslotte moet je van alle facetten van het leven hier kennis nemen, nietwaar? Hoe is het overigens met mijn goede vriend Myer?’ ‘Heel goed,’ zei Derk. ‘Ik moest u de groeten van hem | |
[pagina 91]
| |
overbrengen.’ ‘Leuk, leuk,’ zei de man. Hij zat bijna verscholen achter een onmetelijk groot bureau, waar goed beschouwd niets anders opstond dan een kopie van het moderne beeld dat Derk reeds buiten de poort had gezien. Het bureau viel op zijn beurt weer in het niet bij de afmetingen van de kamer, die zonder enige twijfel de gehele bovenste verdieping van het moderne kantoorgebouw besloeg. Boven het bureau hingen vier portretten, in sombere slagorde. Het eerste was een man met een zwarte baard, die Derk wilskrachtig vanuit zijn witte boord aankeek. De tweede had dezelfde flinke oogopslag, maar een snor in plaats van een baard. De derde had geen baard en geen snor, alleen de witte boord was er als bewijs. De vierde tenslotte was meneer Silex zelf; een goed gelijkend portret. ‘Ja, ja,’ zei meneer Silex met een fijne glimlach, ‘het bedrijf bestaat al enige tijd. Vier generaties. En het zal voorlopig ook wel blijven bestaan, bij deze voortgang.’ Derk knikte maar eens. ‘Wij hebben overigens de laatste jaren een keiharde strijd te leveren met de concurrentie,’ vervolgde de man. ‘Niet alleen in eigen land, maar vooral ook met soortgelijke bedrijven in het buitenland, Rusland bij voorbeeld, waar immers met staatskapitaal kan worden gewerkt. Hier is het nog steeds alleen de familie die voor de benodigde gelden zorgt. Het heeft z'n voor, maar ook z'n tegen.’ ‘Als ik het goed begrijp exporteert u dus ook?’ vroeg Derk. Meneer Silex lachte fijntjes. ‘Om je de waarheid te zeggen beste jongen, het grootste ge- | |
[pagina 92]
| |
deelte van onze produktie is bestemd voor de export.’ ‘Naar welke landen gaat het dan?’ ‘Eens kijken, een zeker gedeelte gaat natuurlijk naar Europa, dan een iets kleiner gedeelte naar de grote aziatische landen als bij voorbeeld India, maar veruit het meeste zetten wij af in Afrika, de jonge ontwikkelingslanden, begrijp je wel. Daar hebben we grote mogelijkheden en ruime, nieuwe markten.’ Meneer Silex streek zachtjes over de kopie van het moderne beeld. ‘Hoeveel mensen werken hier?’ wilde Derk weten. ‘Dat zou ik echt niet op honderd nauwkeurig kunnen zeggen, maar ik denk dat het er op dit ogenblik, eens kijken, vierentwintighonderd zijn. Inderdaad, dan ben ik er niet zo ver van af.’ ‘Dat zijn er een heleboel,’ zei Derk. ‘Ach ja, en nog te weinig. Ik heb wel mijn deel gekregen van de werkverschaffing voor geestelijk gehandicapten, maar die laat ik natuurlijk niets doen. En de rest is altijd lui en ontevreden, je kent dat wel. Terwijl het bedrijf alles voor hen doet, moet je rekenen. Sportvelden en al heb ik laten aanleggen! Het zal je wel duidelijk zijn dat het totaalbedrag aan salarissen een uitermate belangrijke rol speelt in de economie van deze stad. Als ik minder bescheiden was, zou ik zeggen dat het de belangrijkste factor is.’ Hij lachte slim. ‘Maar waarom wordt het terrein zo streng bewaakt? Die gewapende wachten bij de poort en zo, waar zijn die eigenlijk voor nodig?’ vroeg Derk. ‘Je hebt volkomen gelijk,’ zei meneer Silex. ‘Maar vergeet niet dat ons produkt van vitaal belang is voor de handelsbalans en daarom onder de grootste geheimhouding dient te worden vervaardigd. Er zijn maar heel weinig mensen die van | |
[pagina 93]
| |
het gehele produktieproces op de hoogte zijn. Dat is ook het beste, als je van je plaats op de wereldmarkt verzekerd wilt blijven. O ja, voordat ik het vergeet, uiteraard een volkomen overbodige vraag, maar ons geheim blijft bij jou natuurlijk goed bewaard hè?’ ‘Dat spreekt vanzelf,’ antwoordde Derk. ‘Daar reken ik dus op. Eigenlijk had ik ook niet anders verwacht. Mijn vriend Myer zal mij waarlijk niet de eerste de beste schooljongen op mijn dak sturen.’ Meneer Silex lachte kil, zijn ogen keken wat achterdochtig. Met een uitdrukking van diepe liefde streelde hij de kopie van het moderne beeld. ‘Ik roep nu een van mijn directeuren om je door de fabriek rond te leiden. Een ogenblik.’ Hij drukte op een knopje en reikte hem de hand.
Terwijl Derk naast de directeur over het plein wandelde, zei hij ineens: ‘Dat heb ik helemaal vergeten te vragen. Wat wordt hier eigenlijk vervaardigd?’ De directeur keek hem even geschrokken aan, maar toen gleed een bevrijdende lach over zijn gezicht. ‘Nee maar, die is goed. Daar was ik bijna ingelopen! Even kijken of ik nog wel te vertrouwen ben, een idee van de baas zeker. Daar is hij een kei in. Nou meneer, ik weet wat geheim houden is.’ Hij sloeg zich krachtig op de borst. ‘Nog nooit heb ik het aan iemand verteld, zelfs mijn eigen vrouw niet, en nooit zal ik het ook aan iemand vertellen, daar kunt u van opaan. Mij er zeker even in laten lopen.’ | |
[pagina 94]
| |
Derk speelde het spelletje mee en lachte hartelijk. ‘Maar ik zou het toch wel graag willen weten,’ zei hij. ‘Wat bedoelt u?’ riep de directeur. ‘Ik bedoel dat ik het niet weet en graag wel wil weten, is dat duidelijk?’ zei Derk met stemverheffing. Ontsteld bleef de directeur staan. Het zweet welde op uit zijn academisch gevormde voorhoofd. ‘Maar heeft meneer Silex u het dan niet verteld? Wilt u mij echt wijsmaken dat de president-directeur van een fabriek niet aan een hooggeplaatste buitenlandse bezoeker zou vertellen wat er in zijn fabriek wordt vervaardigd?’ ‘Misschien is hij het gewoon vergeten. Zegt u het dus maar,’ drong Derk aan. De directeur lachte en sloeg hem op de schouder. ‘Nee maar, u bent me er een! Was ik er bijna toch nog ingelopen. Maar wilt u er nu in godsnaam mee ophouden? U maakt mij zeer nerveus en u heeft immers wel gemerkt dat ik het vertrouwen nog ten volle waard ben?’ Smekend keek hij Derk aan. Deze haalde zijn schouders op. Zij gingen de eerste van de zes moderne fabriekshallen in, nadat de deur door een schildwacht was ontgrendeld. streng verboden toegang stond er op de deur.
‘Zoals u reeds weet, is het produktieproces het volgende,’ begon de directeur. Derk keek om zich heen. De hele zaal was volgestouwd met kolossale ketels, machines en buisleidingen. Hier en daar stonden smalle ijzeren trapjes tegen de apparaten aan. Platforms en loopbruggen verdeelden de ontzaglijke ruimte in kleine stukjes. | |
[pagina 95]
| |
Er heerste een grote bedrijvigheid. Honderden mannen, in witte overalls en met petjes waar de firmanaam op was aangebracht, liepen af en aan met oliespuiten en werkschema's, klommen de trapjes op, renden over de loopbruggen of sloegen met zware rubberhamers op de ketels. ‘Wij gaan dus uit van de ruwe grondstof. Eerst wordt het gewassen en gereinigd in deze grote ketel,’ zei de directeur. Speels klopte hij in het voorbijgaan even op de ketel. Het gaf een vreemd, hol geluid. Derk luisterde, maar keek intussen oplettend om zich heen. ‘Nadat het centrifugaal is gedroogd, gaat het naar de grove molen, die het in kluiten hakt en dan naar de fijne molen, waarin...’ Derk trok een langs lopende man aan zijn arm en vroeg: ‘Weet jij soms wat ze hier maken?’ De man tikte aan zijn petje en keek hem schichtig aan. ‘Nee meneer. En als ik het wel zou weten, zou ik het toch niet zeggen meneer. Dat mag niet vanwege de geheimhouding, ziet u.’ Hij liet de man gaan. ‘...langdurig en onder zeer hoge druk gekneed. Tenslotte gaat het over een...’ Opnieuw greep Derk een voorbij rennende man bij de arm en zei gejaagd: ‘Vertel mij nu eens heel gauw wat hier wordt gemaakt.’ Huilend rukte de man zich los. ‘Ik heb vrouw en kinderen meneer. Geef mij nog een kans. Het zal nooit weer gebeuren, ik kon er echt niks aan doen, meneer. Vrouw en kinderen, niet onverzorgd achterlaten...’ snikte de man handenwringend. | |
[pagina 96]
| |
‘Alles gebeurt volautomatisch. Absoluut geheel automatisch en zeer hygiënisch. Geen mens steekt er een vinger naar uit!’ besloot de directeur met een voldaan gezicht. ‘En wat gebeurt daar?’ Derk wees naar een deur waar zeer streng verboden toegang opstond. ‘Dat is de expeditie-afdeling. Als u er een kijkje wilt nemen gaat u dan uw gang. Vanzelfsprekend is het mij niet toegestaan, ik zou ook niet weten hoe alles daar in zijn werk gaat, maar gaat u gerust uw gang, gerust uw gang.’ De schildwacht maakte de deur voor hem open en hij liep naar binnen. De zaal was nagenoeg leeg. Niet ver van de deur zat alleen een jongen van een jaar of vijftien, bij een stapel dozen van verschillend formaat. De jongen droeg een witte overall die hem veel te groot was en likte volijverig aan kleine etiketjes, die hij daarna op de dozen plakte. ‘Waar is de expeditie-afdeling?’ begon Derk. ‘Hier natuurlijk,’ zei de jongen. ‘O,’ zei Derk verwonderd. ‘Jij weet zeker ook niet wat er in deze fabrieken wordt gemaakt?’ ‘Wel hoor,’ lachte de jongen. ‘Ik werk hier pas twee dagen, maar ik weet heus wel dat ze hier kiezelstenen maken.’ ‘Wat zeg je?’ ‘Kiezelstenen, meneer!’ Meteen ging een rode lamp bij de deur branden en begonnen er sirenes te loeien. Vier schildwachten stortten zich naar binnen, grepen de jongen vast en sleepten hem aan zijn armen de eerste zaal in. Derk ging er achter aan en riep verontwaardigd: Wat heeft dat te betekenen? Wat heeft deze jongen misdaan dat hij zo wordt behandeld? Ik vroeg hem alleen maar...’ | |
[pagina 97]
| |
‘U heeft hem helemaal niets gevraagd!’ zei de directeur driftig. ‘En wat u hem heeft gevraagd doet niet ter zake. Hij zal ongetwijfeld iets misdaan hebben, tenslotte nemen de schildwachten iemand niet zomaar mee.’ ‘Maar wat doen ze daar met die arme jongen?’ riep Derk verschrikt. De vier mannen sleurden de jongen ruw langs een smal ijzeren trapje naar boven. Zijn benen sloegen hard tegen elke trede. Het was het trapje dat tegen de eerste grote ketel op stond. Derk holde er naar toe. De directeur kwam haastig achter hem aan. ‘Ik verzoek u dit te beschouwen... onbelangrijk... bedrijfsongeval!’ riep hij buiten adem. Derk was bij de ketel gekomen en schreeuwde: ‘Hoe heet je? Zeg mij tenminste hoe je heet!’ Hij had het gevoel dat dit heel belangrijk was. ‘Johnny!’ gilde de jongen vertwijfeld. Toen lieten de mannen hem in de grote ketel vallen. Johnny werd eerst gewassen en gereinigd. Nadat hij centrifugaal was gedroogd, ging hij naar de grove molen, die hem in kluiten hakte en toen naar de fijne molen, waarin hij tot een grijsachtig poeder werd vermalen. Vervolgens werd er een geringe hoeveelheid zeewater bijgevoegd, waarna hij langdurig en onder zeer hoge druk werd gekneed. Tenslotte ging hij over een schudgoot naar de machine die hem in de gewenste vormen goot en er tevens de moderne verpakking om wikkelde. Alles gebeurde volautomatisch. Absoluut geheel automatisch en zeer hygiënisch. Geen mens stak er een vinger naar uit. |
|