| |
| |
| |
7
Peter ging niet tegenover of naast me zitten zoals een normale kerel gedaan zou hebben. Hij darde wat door de ruime kamer, keek eens door een van de ramen, wierp een blik in de grote kaptafelspiegel en bleef dan weer voor mij staan, zodat ik hem goed van alle kanten kon bekijken.
Hij had een fraaie creatie van zichzelf gemaakt, een symfonie in zwart, een nocturne: een nauwsluitende zwarte broek, een zwarte en strak zittende trui met hoge col en zwarte suède bordeelsluipers. Het paste allemaal mooi bij zijn zwarte glanzend geborstelde haar dat krullerig laag in zijn nek viel, maar net niet té lang was. Hij zou het wel geverfd hebben want het was te zwart om waar te zijn.
Ik vroeg me voor de zoveelste keer af of hij wel dan niet een homo was. Ik herinnerde mij Leidsepleinverhalen over hem als verwoede vrouwenjager, maar ik had al lang geleerd dat dit niet zoveel wilde zeggen. Waarschijnlijk was hij in de eerste plaats verliefd op zichzelf. Ik moet bekennen dat ik een tikje jaloers op hem was. Hij kon niet veel jonger zijn dan ik, maar hij had een heel wat beter figuur. Overigens irriteerde zijn gladde vriendelijkheid, die steeds op de rand van verstrooidheid lag, me weer; het was de vriendelijkheid van een man die alles van een ander accepteert zolang hij er zelf maar niet bij betrokken raakt. Misschien vergiste ik mij; je kan moeilijk achter het masker kijken van een medemens, zeker wanneer het zo duidelijk een masker en wie weet zelfs een face-lift was als bij Peter.
Hij was in maatschappelijk opzicht een even grote mislukkeling en flop als ik. Hij was op een bescheiden en geraffineerde schaal gigolo, broodpoot en pooier geweest en dat hij nu figureerde in het legertje mannelijke fotomodellen, had hij in hoofdzaak te danken aan Marleen. Ik vroeg me af wat hij precies van mij wist. Misschien weinig, het kon ook veel zijn, maar waarschijnlijk interesseerde mijn persoon hem geen steek. Ik was nog altijd bezig hem sociaal te plaatsen, te oordelen en te veroordelen. En met
| |
| |
welk recht? Ik had zeker nog altijd een knap stuk van de benepen-preutse burgerman in mij en ik vrees dat ik zou rillen (met een vleugje jaloezie) wanneer ik te weten zou komen wat Peter seksueel in zijn leven allemaal uitgevoerd had. Ik had geen vat op hem dat was duidelijk en dat begon mij meer en meer te hinderen.
‘Ik zou hier om een uur of zes zijn,’ zei ik en keek bestraffend op mijn horloge. Het was tien over zes. Peter trok vrolijk zijn wenkbrauwen op. ‘Ja maar jongen, Marleen is een vróuw en een veel gevraagd en zeer bezet fotomodel. Die fotografen houden haar vast. Dat gaat zo, weet je. Ze komt nooit op tijd, behalve bij de fotografen. Ze is wel eens uren te laat. Ik weet niet beter of het hoort zo.’
‘Uren te laat?’ herhaalde ik stompzinnig en een beetje paniekerig. ‘Ja, wat wil je. 't Zijn soms hele toestanden in ons werk. Maar wij kunner wel alvast een aperitief gaan drinken. Ik zal 's kijken wat er is...’
Hij verdween door een openstaande deur naar een nevenvertrek. Ik begon op mijn nagels te bijten, vanwege de lauwe ontvangst en het verlies van tijd. Ze wisten dat ik zou komen. Om zes uur. Maar Marleen was er niet en Peter gedroeg zich als haar kleine zoontje dat nauwelijks wist waar zijn mammie uithing. Een normaal mens zou iets te drinken en te eten in huis hebben gehad. Hij niet. Hij zou wel eens kijken...
Ik keek naar een rijtje van zes ingelijste foto's op de muur naast de kaptafel: het waren naakte negerinneborsten en ik dacht er over die eens van dichtbij te bekijken toen ik gestommel hoorde, een harde klap, gemopper en onderdrukt gevloek. Ik schrok me een ongeluk en probeerde mij uit mijn ongelukkige rotanstoel te hijsen die om mijn achterste geklemd bleef zitten, zodat ik een ogenblik op mijn knieën zat, met de stoel als een slakkenhuis op mijn rug. Het was een zotte vertoning, maar ik kon er niet om lachen, ik had te veel sores aan mijn kop en mijn zenuwen waren te gespannen. Ik wist mij met een paar nijdige rukken uit het verdomde rotanmeubel los te werken en trapte het door de kamer. Toen ging ik kijken wat Peter uitvoerde. Hij had, op zijn manier, ellende met een keukenstoel gehad, waar hij opgeklommen was om in een kastje naar sterke drank te zoeken. Hij stond verbaasd naast de omgevallen stoel met een fles Cinzano in de hand waar nog een troebel staartje in zat.
‘Ik dacht dat we nog een halve fles cognac hadden,’ zei hij. ‘Weet
| |
| |
je, we drinken bijna nooit iets anders dan wijn of champagne. Als ik nou zeker geweten had dat je vandaag zou komen...’
Het werd mij te bar.
‘Je wou toch niet zeggen dat je vergeten was dat Marleen mij zelf uitgenodigd had voor vandaag?’
Ik snauwde het hem toe. Hij keek betrapt, ongelukkig en haastte zich te zeggen: ‘Nee nee, natuurlijk niet, ik vond het veel te fijn je weer eens te zien, maar ik dacht eigenlijk dat jullie voor morgen afgesproken hadden. Marleen regelt alles, snap je?’
‘Behalve dan dat ze zelf op tijd komt,’ zei ik.
Ik deed een paar stappen terug naar het ruime woonvertrek want de keuken begon op mijn zenuwen te werken. Ik had nog nooit in mijn leven zo'n grote rotzooi gezien. Frieda had er vroeger ook raad mee geweten, maar toen hield ik driekwart van de tijd de boel aan kant. Toch was het nooit zo erg geweest als hier. Overal slingerden lege flessen en halfvolle blikjes met stinkende etensresten. Groente lag te verrotten en verspreidde een complete lijkenlucht. Ik had geen trek meer, niet in zijn staartje Cinzano en nog minder in het aangebroken blikje krab dat hij uit de koelkast viste.
Tegenover de keuken bevond zich nog een derde vertrek vol met rommel. Ik sloeg er een blik in, want ook daarvan stond de deur open en ik zag allerlei kledingstukken liggen: bontjassen, jurken, hesjes, broeken, truien, rokken, beha's, slipjes, pruiken, vlechten, krullen, haarstukken. Het leek een toneelkamer waar twee lesbiennes aan het knokken waren geweest en mekaar de kleren van het lijf en de haren uit het hoofd gerukt hadden.
‘Kijk maar niet naar de rommel,’ zei Peter, ‘ik moet het nog een beetje opruimen. We hebben op 't ogenblik geen femme de ménage. De laatste is met ruzie weggegaan. Ze stal als de raven en stak geen poot uit en er viel nog niks mee te beleven ook.’
‘Mij hindert het niet,’ loog ik, want ik ergerde mij wel degelijk aan zo'n stal, maar wat ging het mij aan. Het hinderde mij trouwens nog meer dat Marleen niet op de afgesproken tijd thuis was geweest en nog steeds niet kwam opdagen. Ik liep het woonvertrek door en keek door een raam in de betrekkelijk smalle rue Jacob. Het was er even druk als in de rue Laffitte op dit uur. Auto's probeerden, elkaar opschuivend, ook nog eens te passeren. Nu en dan kwam er een leegte en konden voetgangers snel de straat oversteken. Dichtbij was een kruispunt, waar het oversteken levensgevaarlijk moest zijn.
| |
| |
Peter kwam naast me staan en overhandigde mij een niet al te schoon waterglas voor een kwart gevuld met Cinzano. Zelf hield hij een opengeprikt blikje grapefruitsap in de hand. Ik keek uit of ik Marleen misschien kon ontdekken in de door elkaar wriemelende troep voertuigen en mensen daar beneden, maar na een minuut of wat gaf ik het op. Licht van de straat viel binnen in de grote kamer en tekende patronen op de grond en tegen de zijwand. In de keuken brandde een lamp. Het was of de bewoners van het pand op de verhuizers wachtten die de resten voor de laatste rit kwamen halen. 't Zou nog wel kunnen ook. Mensen als Marleen en Peter zaten in een permanente verhuistoestand; dat bracht het werk van een topmodel als Marleen mee. Ik keerde me van het raam af en ging op het brede lage divanbed zitten. ‘Bezwaar tegen?’ vroeg ik. ‘Er zijn mensen die de pest inkrijgen wanneer je op hun bed gaat zitten of liggen. Siebe Werkman is er zo een, die kan je wel villen als je 't bij hem doet.’ ‘Ons kan het niet schelen,’ grinnikte Peter. ‘Een bed is er voor iedereen. Het is hier het voornaamste meubelstuk, dat zie je. 't Is symbolisch voor ons.’
Ik strekte mij er half op uit, leunend op een elleboog en stak een sigaret op.
Ik had liever gezien dat Peter ook ergens was gaan zitten, maar hij bleef staan, drentelde soms een paar stappen door de kamer om zich in de spiegel te bekijken en keerde dan naar mij terug. Toen ik mij op het bed uitstrekte was ik nog zo moe dat ik vreesde in slaap te vallen, maar de door mijn hoofd tollende gedachten hielden mij wakker. Ik geeuwde een keer totdat de tranen in mijn ogen stonden; het gaf me bijna een gevoel of het echte tranen waren, van ergernis, van zelfbeklag. Er moest gauw iets gebeuren, anders liep ik amok. Waar bleef Marleen in godsnaam! Ik luisterde naar het hysterische claxonneren en de ruzieende stemmen buiten en prentte mij in dat ik kalm moest blijven. ‘Peter,’ zei ik, ‘doe mij een lol, haal een stoel uit de keuken en ga daar op zitten, als je niet wilt dat ik je op een gegeven ogenblik tegen de grond sla. Je maakt me hartstikke gek met dat heen en weer geloop van je.’
Hij haalde braaf een stoel uit de keuken, ging er achterstevoren op zitten met zijn armen om de leuning en keek mij aan op wat voor een verstandige, meelevende manier moest doorgaan. Ik overwon een vage tegenzin en vroeg, terwijl ik met neergeslagen blik mijn sigaret liet vallen in het glas met de Cinzanoprut: ‘Hoe
| |
| |
goed heb jij Titia gekend, Peter?’
‘Hoe goed ken je iemand,’ antwoordde hij, ‘die je meestal in gezelschap ontmoet. Ik heb haar in Amsterdam bij Siebe leren kennen, zoals je weet, toen die een portret van Marleen schilderde. Ze heette toen nog Margot. Ik vond haar direct aardig, wel wat gereserveerd en zo, maar heel fijn, ja. Natuurlijker dan andere meisjes van haar leeftijd. Toen ze later naar Parijs kwam om Frans te studeren, ontmoetten we haar weer bij toeval, want ze was niet iemand die uit zichzelf kennissen opzocht. Ze had toen al rotzooi met Siebe gehad denk ik, want ze zat krap in 't geld en hij verdient veel. En die studiebeurs stelde natuurlijk niet veel voor. Enfin, noem het stom geluk of wat je maar wilt, maar op een dag zei David Bailey tegen Marleen dat hij een bepaald soort model nodig had. Die jongens zijn altijd op zoek naar nieuwe modellen, weet je. En Bailey is een van de beroemdste modefotografen. Hij was toen nog getrouwd met Catharine Deneuve. Marleen dacht direct aan Titia en toen ze haar aan hem voorstelde, zat het meteen goed. Dat was een prachtkans, waar iedere griet naar loopt te snakken. Titia niet en dat was kenmerkend voor haar. Ze nam de kans wel, maar ze buitte hem niet uit. Vreemd meisje, geen ambitie. 't Leek of ze 't allemaal wel geloofde. Begrijp me goed, die hele affaire ging een beetje buiten mij om, maar je vangt natuurlijk wel eens wat op. Dus zo goed ken ik haar. Tevreden? Ik geloof trouwens dat je haar nooit echt leerde kennen. 't Was een meisje met een dubbele bodem...’
‘Hoe bedoel je dat, een dubbele bodem?’
Ik voelde dat ik warm werd in mijn gezicht. Ik wilde eigenlijk niet met deze vriendelijke zak over haar praten en toch kon ik het niet laten. Ze werd weer een beetje levend door iedereen die over haar sprak en haar gekend had.
‘Nou, hoe zal ik het zeggen. Een fijn meisje, maar ongrijpbaar. Van binnen oud als je begrijpt wat ik bedoel.’
‘Bedoel je daarmee dat je geen kans bij haar had?’
Peter begon te lachen. ‘Je bent er niet zo ver naast. Ik had geen kans en Marleen ook niet en dat is hetzelfde. Ik zal je iets opbiechten. Ik kan alleen maar iets met een meisje als Marleen er eerst iets mee gehad heeft. Vaak versier ik ze voor Marleen en als 't er even inzit gaan we met z'n drieën naar bed.’
‘Jezus jongen, mijn straatje niet,’ zei ik, ‘maar goed, ieder zijn smaak. Denk je dat Siebe iets met haar gehad heeft, ik bedoel...’
| |
| |
Ik stopte, ik kon het niet over mijn lippen krijgen. Ik begreep greep eigenlijk niet waarom ik van hem wilde horen wat ik zelf al lang wist.
‘Je bedoelt dat Siebe haar verkracht heeft, voor ze goed en wel volwassen was? Nou, weten doe ik natuurlijk niets, maar ik ben er wel vrij zeker van, hem kennende. Dat was, lijkt mij, de reden waarom ze hem later niet meer moest en de mannen in 't algemeen een beetje uit de weg ging. Kijk, sommige grieten worden keihard en cynisch van zo'n ervaring en gaan misschien de baan op. Anderen worden er lesbisch van en weer anderen - en daar hoort Titia bij - voelen zich er door geschonden en worden er een soort heilige door. Echt waar! Kijk, persoonlijk vind ik niet dat je zo zwaar aan die seksuele problemen moet tillen. Wie is er eigenlijk normaal, als je mij eerst eens uit wilt leggen wat normaal is in de sex. Waren jouw brave ouders normaal, of de mijne? Ik weet zeker dat mijn vader mijn moeder nooit in d'r blote reet gezien heeft. Nou, een paar generaties geleden waren er nog hele volksstammen zo, reken maar. En wat Siebe betreft, dat hij Titia's vader was, zegt dus niet zoveel...’
Ik haalde diep adem en onderbrak hem: ‘Siebe was Titia's vader niet. Ik was haar vader.’
Het was voor het eerst dat ik dit aan een ander onthulde, maar als ik gedacht had dat het Peter zou schokken had ik het mis.
Hij keek mij een ogenblik oplettend aan met zijn fluwelige ogen en zei toen grinnikend: ‘God man, wat maakt dat nou uit. Ze is in ieder geval met haar vader naar bed geweest, wie van jullie beiden het dan ook is.’
Mijn vingers jeukten om hem naar zijn keel te vliegen, maar ik beheerste mij. Niet langer dan een paar seconden echter. Ik stond op van het bed en haalde met een vuistslag naar hem uit. ‘Jij verdomde klootzak, jij gore verknipte flikker!’ schreeuwde ik henj toe. ‘Voor mij maakt dat alles uit, snap je? Titia was mijn dochter en ik wist het niet, ik wist het te laat. Daar hebben Frieda en Siebe wel voor gezorgd, de smeerlappen.’ Er trok een floers voor mijn ogen terwijl ik dit zei en naar hem sloeg in blinde drift. Hij was razend vlug uit zijn stoel gesprongen en terug geweken, de stoel beschermend voor zich uithoudend.
‘Wind je niet op, Ben,’ riep hij mij geschrokken en sussend toe. ‘Ik zweer je dat ik er niets rottigs mee bedoelde. Zo is het leven nou eenmaal jongen. Als Titia en jij het niet wisten, hoef je je toch niet schuldig te voelen. Vergeet het. Trouwens, je zal de va- | |
| |
ders de kost geven die bewust met hun dochters naar bed gaan, of er op z'n minst zin in hebben. Of de broers die met hun zusters liggen te rotzooien. Of moeders met hun zoons. Ik zal je 's wat zeggen. Mijn oudste broer was een geheide pederast die zijn tengels en de rest niet van mij kon afhouden. Hoe oud zal ik helemaal geweest zijn, een jaar of negen misschien toen het begon.’ ‘Hou je bek met dat gelul,’ snauwde ik. ‘Ik wil het niet horen. Je hebt geen enkel gevoel voor menselijke verhoudingen, jij!’
‘Als je bedoelt conventionele seksuele verhoudingen, dan heb je gelijk, godzijdank,’ zei Peter, er voor zorgend dat de stoel tussen ons bleef. ‘Ik wil je niet beledigen Ben van Ingen, maar je hebt nog steeds kleinburgerlijke opvattingen in dit opzicht. Maar dat schijnt meer voor te komen in de onderwereld. Hoeren en pooiers zijn eigenlijk heel kleinburgerlijk, maar dat weet je natuurlijk nog beter dan ik.’
‘Durf jij te insinueren dat ik een pooier ben, jij impotente vuilak?’ riep ik en liep op hem toe. Ik rukte hem de stoel uit zijn handen en smeet die door de kamer. Het was de tweede stoel die ik een opsodemieter verkocht. Ik drong Peter tegen de muur, tussen twee ramen. Er glinsterde zweet op zijn voorhoofd en hij stond op zijn tenen omdat hij niet verder terug kon wijken. Er lag een zenuwtrek om zijn mond en er vonkte hysterie in zijn ogen. Kleine speekselbelletjes vormden zich op zijn onderlip. ‘Sla me dan,’ daagde hij me vreemd opgewonden uit, ‘sla me dan jongen. Je durft niet, je bent net zo'n flapdrol in de maatschappij als ik, niet soms?’
Hij duwde zijn machteloze handen tegen mijn borst en mijn woede zakte ineens. Hij stonk naar parfum, zweet en angst. Ik liep terug naar het bed. Ik voelde me rot, hopeloos en lamlendig.
‘Je hebt gelijk,’ zei ik, ‘ik ben een flapdrol, en een ontspoorde burger. Ik had een brave burger moeten blijven. Jij zal nooit begrijpen wat Titia voor mij betekende. Als ik geweten had dat ze mijn dochter was... God, hoe moet ik het zeggen, ik voel me een smeerlap als ik er aan denk dat we... maar ik wist het niet, hoor je dat? Tot op dit ogenblik weet ik niet of zij de waarheid heeft leren kennen voor ze stierf. Ik kwam te laat om het allemaal uit te leggen.’
Ik zat op de rand van het bed, mijn benen gespreid, mijn hoofd moedeloos voorover en ik wilde dat ik dood was, dat ik nooit geleefd had. Ik had een van de ergste taboes overtreden en het was geen voldoende excuus dat ik het te laat geweten had. Ik voelde
| |
| |
me voorgoed bezoedeld. En dat alles was de schuld van haar moordenaar. Mijn haat tegen hem, haar geestelijke en lichamelijke moordenaar, laaide opnieuw en heviger in mij op dan ooit tevoren. Als ik hem in mijn handen kreeg, God helpe hem als ik hem in mijn handen kreeg...
Ik ontdekte dat ik een half pakje sigaretten in mijn handen fijn geknepen had en dat ik huilde. Toen voelde ik Peters hand op mijn schouder. ‘Sorry Ben, voor wat ik allemaal zei,’ begon hij, ‘ik wist niet dat je je dat zo aan zou trekken, echt niet. Titia was een fijne meid en ik weet zeker dat ze van jou gehouden heeft en niet van Siebe. En hoe dat nou verder allemaal zit, dat komt er niet meer op aan, ik bedoel ze had altijd van jou gehouden. Jullie hadden onder alle omstandigheden van elkaar gehouden, want jullie hebben, of hadden, o verdomme hoe zeg je dat nou, iets gemeen, iets onafhankelijks. Titia paste niet in onze troep en jij bent toch ook een buitenbeentje in de onderwereld... nietwaar professor, nietwaar? Nou dan...’
Hij deed ontroerend zijn best, hij kende zelfs mijn bijnaam. Ik had het niet achter hem gezocht en ik wist niet wat ik tegen deze Peter, zoals ik hem niet kende, moest zeggen. Hij ging op een iets andere toon verder: ‘En nu ik er nog eens over nadenk, kan ik je misschien toch wel helpen. Ik geef toe, ik ben een erg egocentrische kerel, maar desondanks heeft Marleen de leiding. En ik geloof dat ik weet wat ze je wilde vertellen...’
Ik richtte mij, al weer met ergernis geladen, op en veegde de kleverige tabakskruimels van mijn handen. ‘Waarom kom je daar nu pas mee aanzetten,’ zei ik, ‘schiet op, zeg het!’
‘Nou kijk, de dag dat Titia vermoord werd, zaten wij zoals je weet in Genève. Marleen had daar een opdracht, maar de fotograaf had nog een meisje nodig... ja, zo was het, hij wilde een plaat met twee modellen er op. Marleen belde een paar collega's in Parijs, maar die waren allemaal bezet. En toen belde ze Titia. Dat was op de avond van de moord. Ik zat op het balkon van onze hotelkamer naar de fontein in het meer te kijken en Marleen belde in de kamer, daarom verstond ik het allemaal. Ik meng me nooit in haar zaken en laat haar alleen vertellen wat ze kwijt wil. Enfin, ze kwam met de pest in het balkon op en zei: “Ik kreeg Titia aan de lijn, maar die kon ook al niet. Die had haar vader op bezoek. Ik dacht dat ze met hem gebroken had.” Nou en daarmee was de kous af, voor zover het Titia betrof, snap je? 't Interesseerde mij verder ook niet en daarom is het me denk ik
| |
| |
door het hoofd gegaan. Maar nu denk ik dat Marleen je dat wilde vertellen. Het kan belangrijk zijn, denk je niet?’
‘Natuurlijk is het belangrijk,’ zei ik en sprong overeind. Ik greep hem bij een arm. ‘Man, het is waar alles om draait. Weet je het zeker, weet je het heel zeker dat Titia zei dat haar vader op bezoek was? Waarom hebben jullie je bek niet eerder opengedaan? Bang voor moeilijkheden, hè?’
Hij rukte zich gepikeerd los. ‘Ik zeg je toch dat wij in Genève zaten? We hadden er verder niets mee te maken. We hadden het razend druk, je hebt geen idee wat voor een zenuwtoestanden er zijn in ons vak. Na Genève moeten we door naar Rome en toen we weer in Parijs terugkwamen was alles al lang en breed voorbij. We hadden het alleen maar vluchtig en fragmentarisch in de kranten kunnen volgen.’
Op dat ogenblik werd er gebeld.
‘Excuseer me,’ zei Peter opgelucht. ‘Marleen heeft natuurlijk haar sleutel weer vergeten. Dat overkomt haar nogal eens, omdat ze zoveel tassen heeft en altijd haar spullen moet overhevelen. Een ogenblikje.’
Hij liep naar de kleine hal om de deur te openen. Ik begon de kamer op en neer te lopen, zenuwachtig in mijn zakken rommelend naar sigaretten, maar ik had niet meer bij me gehad dan dat ene pakje dat ik verfrommeld had. Toen vond ik een lange peuk in het borstzakje van mijn colbertjasje, overgehouden uit de métro waar ik meestal het wachten kortte met roken tot de trein voorreed.
Het verhaal van Peter over dat telefoongesprek had mij in grote opwinding gebracht. Het was het laatste bewijs, het sluitstuk waarop ik gewacht had. Siebe was dus die laatste noodlottige avond bij haar geweest, nadat ik haar verlaten had, want er was geen enkele reden waarom Titia dat verzonnen zou hebben. Wanneer ik op dat drukke uur ongezien in het hotel had kunnen komen, waarom hij dan niet? Hij had stellig minder reden zich openlijk aan te dienen dan ik, want ze wilde hem niet meer zien. Hij moest Titia nog in ontklede staat aangetroffen hebben en onmiddellijk begreep hij toen wat er gebeurd was. Hij had misschien gevréésd, maar in zijn ijdelheid toch nooit verwácht, dat het zover zou komen tussen Titia en mij. Er zou wel een heftige woordenwisseling gevolgd zijn, terwijl Titia zich aankleedde. Het telefoongesprek onderbrak hun ruzie en in die tussentijd moest Siebe het besluit genomen hebben haar te vermoorden om zich
| |
| |
zodoende op haar als op mij te wreken. Toen Titia na het telefoongesprek weer boven kwam had hij haar mishandeld en gewurgd. Koelbloedig had hij haar vervolgens weer uitgekleed om de indruk te wekken dat er een lustmoord had plaats gevonden. Hoe meer ik er over nadacht hoe aannemelijker deze theorie mij leek. Het kon zijn dat Titia het telefoontje dat haar even weggeroepen had, als onbelangrijk had afgedaan tegenover Siebe, wat het op dat ogenblik ook geweest was natuurlijk en daarom besefte hij niet dat het hem nog wel eens noodlottig kon worden. Het is de kleine fout die zoveel misdadigers maken. Bovendien kon Titia later niet navertellen wie haar opgebeld had. Er was nog een andere mogelijkheid, namelijk dat Silvia hem de kamer van Titia had zien binnengaan of verlaten, eeuwige steekneus die ze was. Misschien kwam ze toen net van de badkamer vandaan. Dan zou het die avond, toen ze met haar gezelschap het lijk van Titia vond, tot haar doorgedrongen zijn dat Siebe naar alle waarschijnlijkheid de moordenaar was. Ze had dit vermoeden voor zich gehouden en er later Siebe mee gechanteerd. Had zij bij die gelegenheid ook beloofd hem van eventuele verdere ontwikkelingen op de hoogte te houden?
Het verloop der dingen werd me steeds duidelijker. Had ik in de afgelopen paar dagen niet steeds het gevoel gehad dat ik behalve door Fontain nog door iemand geschaduwd werd? Dat moest Siebe geweest zijn, die er alle belang bij had mij van dichtbij in de gaten te houden en tevens op te passen dat Silvia hem geen loer zou draaien. Maar dan was het vrijwel zeker dat Siebe op de hoogte was gebracht van mijn afspraak met Marleen, of op zijn minst van het feit dat ik vertrouwelijk met haar had staan smoezen. Er was nog een derde mogelijkheid, namelijk dat Silvia ook op de hoogte was van het telefoongesprek dat Titia met Marleen had gevoerd. Er ontging haar niet veel wanneer ze in het hotel aanwezig was. Dat had ik al spoedig na onze eerste kennismaking ervaren. Als ze dat eventueel aan Siebe had verteld zag het er voor Marleen niet best uit. Alleen was Silvia te stom om te begrijpen dat ze daarmee haar eigen leven ook hoe langer hoe meer op het spel zette, want iedere gechanteerde krijgt er op een dag genoeg van gechanteerd te worden.
Terwijl deze ontstellende mogelijkheden zich aan me opdrongen, groeide mijn opwinding en het liefst wilde ik meteen weg uit dit huis. Het had geen zin om het telefoonverhaal ook nog eens van Marleen te horen. Als Peter niet zo voortdurend met
| |
| |
zichzelf bezig was geweest, zou dat telefoongesprek hem niet door het hoofd zijn gegaan en had hij het mij al veel eerder kunnen vertellen. Dat gold trouwens ook voor Marleen, maar die twee...
Ik deed een stap in de richting van de hal en op dat ogenblik kwam Peter juist weer binnen, gevolgd door een verkeersagent, wiens witte lakjas glom van het vocht. Het was door het raam en met de verlichting buiten te zien dat de aanvankelijke nevel in mist begon over te gaan.
Het gezicht van Peter stond griezelig strak en ik las een verstarde paniek in zijn ogen. De agent duwde hem verder de kamer in alsof hij een amper tot leven gewekte etalagepop was. Ik werd bevangen door een gevoel van onheil; de doffe ellende sloeg me tegemoet uit de wezenloze gestalte van Peter en ik richtte me over zijn hoofd heen tot de agent en vroeg wat er aan de hand was.
‘Ik heb maar een paar minuten,’ zei de man, ‘ik kan eigenlijk niet gemist worden. Dit is het werk voor een gewone agent, meneer, maar als je er een nodig hebt zie je hem niet.’ Het was grappig bedoeld, maar ik kon er niet om lachen.
Een gevarieerd geloei van claxons begeleidde zijn woorden, maar nog welsprekender was het sirenegehuil van een naderbij komende ambulanceauto. ‘Er is een jonge vrouw overreden toen ze hier op de hoek uit een taxi stapte,’ zei de agent. Voorbijgangers beweerden dat het een wegpiraat was, die half over de stoep jakkerde en meteen doorreed. Ik heb het zelf niet gezien. In elk geval konden we haar meteen identificeren; ze moet hier wonen en schijnt de echtgenote van deze meneer te zijn. Ik weet niet hoe ernstig het is, maar de ambulance zal haar wel naar het Hôpital Cochin brengen. Informeert u daar maar eens...’ Hij bekeek mij argwanend. ‘Ik hoop dat het klopt, ik heb nu geen tijd om het uit te zoeken, u hoort er nog van.’ Hij maakte een gebaar naar Peter. ‘U kunt zich voorlopig beter met hem bezig houden lijkt mij.’
Voor ik hem zelfs maar kon bedanken was hij al weer de deur uit, naar buiten, waar het getoeter oorverdovend was geworden. Ik wilde naar het raam lopen om naar de opstopping te kijken: het was een natuurlijke impuls, maar ik durfde Peter niet alleen laten. Ik bedwong mijn nieuwsgierigheid, pakte Peter onzacht beet en schudde hem door elkaar. Er begon weer wat leven in hem te komen. Ik vervloekte het feit dat er geen cognac in huis was. Zijn blik kwam van heel ver, uit een voor mij onzichtbare
| |
| |
wereld van ontzetting en hij begon hevig te rillen.
‘Beheers je Peter!’ zei ik angstig en grof. ‘Beheers je godverdomme!’
Zijn gedrag baarde mij zorg en ik ergerde mij tegelijk. Ik besefte dat ik hier als de bliksem vandaan moest, dat er allerlei dingen gingen gebeuren waar ik bij moest zijn, of die ik moest verhinderen. Maar ik kon hem niet aan zijn lot overlaten. Ik voelde verachting voor hem, maar het was een verachting vermengd met medelijden.
‘Hij heeft haar doodgereden, ik voel het,’ zei Peter dof. ‘Ik heb tegen je gelogen. Ik begreep vanaf het begin wie de moordenaar was en ik heb Marleen gewaarschuwd dat ze zich nergens mee in moest laten. Wat schiet je met andermans vuiligheid op? Ik wilde niet dat ze jou hierheen liet komen, daarom deed ik alsof ik het vergeten was van dat telefoongesprek.’
Zijn stem klonk ineens versleten, als de stem op een te vaak afgedraaide, versleten band. ‘Ik kan niet zonder haar. Het leven heeft geen enkele zin zonder haar. Ze mag dan geen engel zijn zoals Titia maar voor mij was ze goed genoeg, ze begreep mij. Jij snapt dat niet, jij kunt best zonder een ander, je hebt bewezen dat je het zonder Titia kunt stellen, zelfs na wat er tussen jullie gebeurd is. Maar als Marleen dood is en dat is ze, ik voel het, dan maak ik er een eind aan.’
‘Die het zeggen doen het niet,’ zei ik en voelde hoe machteloos, afgezaagd en versleten dit cliché Peter in de oren moest klinken. Hij reageerde er dan ook niet op. Zijn blik zwierf weer weg naar de verre wereld van de absolute hopeloosheid. Peter en Marleen mochten in mijn ogen dan een pervers en krankzinnig stel zijn, op dat ogenblik, in zijn ellende, benijdde ik hen. Ik had zo'n liefde, of hoe je het dan noemen wilt, niet achter hem gezocht Mijn hef de voor Titia, met alle complicaties, verbleekte daarbij. Desondanks moest ik hier weg. Ik greep Peter zo knellend vast, dat hij in normale omstandigheden geschreeuwd zou hebben van de pijn.
‘Luister, verdomde idioot,’ beet ik hem toe, ‘je weet nog niets zeker, misschien valt het allemaal nog mee. Je MOET je beheersen... O, val dood voor mijn part,’ besloot ik en liet hem los. Weer kwam de overtuiging dat hij zichzelf iets aan zou doen als ik weg was en ik kon het niet voor mezelf verantwoorden.
‘Als je een kerel was, dan dééd je iets,’ probeerde ik nog, ‘dan ging je naar dat ziekenhuis dat die smeris noemde, dan sprak je
| |
| |
met de dokter, de zuster, weet ik veel met wie, maar je gedroeg je niet als een zoutzak.’
Ik zag dat mijn woorden hem niet meer bereikten en wist maar één oplossing. Ik ramde hem in zijn middenrif en toen hij naar adem snakkend dubbelsloeg, gaf ik hem een tik achter zijn oor. Ik had enige ervaring en wist hoe ver ik kon gaan. Hij was voorlopig k.o. en later zou ik wel verder zien. Misschien dacht hij anders over de dingen als hij weer bij kwam. Ik tilde hem op en legde hem op het lage brede en overspelige bed. Een ogenblik bleef ik verbijsterd op hem neerkijken. Er leek iets gesprongen in zijn gezicht, dat er wasbleek, gebarsten en tientallen jaren ouder uitzag: de verzopen, verhoerde kop van een te vroeg afgeleefde man. Had hij dus toch een face-lift gehad, een belachelijk masker van ijdelheid? Om wat te verbergen? Totale impotentie? Nooit voelde ik me een grotere rotzak dan op dit moment. Ik had het recht niet een mens zo te zien. Ik had hem zijn masker afgerukt waar hij niet zonder kon leven. Marleen die het geweten moest hebben, had hem de illusie gegeven in dat masker te geloven. En dit alles, ja ook dit, was de schuld, direct of indirect, van Titia's moordenaar, van Siebe Werkman, mijn beste vriend, mijn doodsvijand. Ik kon de aanblik van Peter niet langer verdragen. Ik schikte een deken over hem heen, doofde het keukenlicht en verliet het huis.
|
|