Brabbeling (1614)
(2013)–Roemer Visscher– Auteursrechtelijk beschermdStudie-uitgave met inleiding, annotaties en commentaar
III.2.2 T'Loff vande mutse (1612); inleiding en gedichten niet voorkomend in de Brabbeling van 1614Ga naar voetnoot1454In T'Loff vande mutse staan, inclusief twee gedichten in het voorwerk, in totaal zeventien gedichten die alleen in deze bundel voorkomen en uiteindelijk dus buiten de Brabbeling gehouden zijn. Daarnaast is er één gedicht dat alleen hier voorkomt én in het aanhangsel bij Horatius' Satyrae uit 1599 (Lm.1.84). Omdat ik me voor de constitutie van de tekst steeds baseer op de laatst overgeleverde versie is dat gedicht hier opgenomen. | |||||||||
Tot den goetwillighen leser.Gedicht dat deze bundel aan de lezer aanbeveelt voor die perioden dat er niets te doen valt en men zich verveelt: 's winters als men niet naar buiten kan en 's avonds als het werk gedaan is. Dit boek is geschikt als tijdverdrijf en gevuld met puntdichten die het verstand scherpen.
Over het auteurschap van dit gedicht valt niets met zekerheid te zeggen. Het diende al in 1603 ter aanprijzing van de verzamelbundel s'Gheests lust-hof (zie rubriek ‘Overlevering’) en wordt hier in aangepaste vorm voor hetzelfde doel gebruikt. Of een samensteller van een van deze bundels hiervoor tekende of mogelijk Roemer Visscher zelf, van wie meer gedichten in s'Gheests lust-hof voorkomen en die wellicht nauwer bij de uitgave van T'Loff vande mutse betrokken was dan het zich in eerste instantie laat aanzien,Ga naar voetnoot1455 valt bij deze overleveringsgeschiedenis niet meer te reconstrueren.Ga naar voetnoot1456 Wat Roemer Visscher betreft valt daaraan toe te voegen dat de teneur van dit gedicht in wezen nogal aanprijzend is vergeleken met de badinerende toon die hij aanslaat als hij over zijn eigen werk spreekt, onder andere in het openingsgedicht van de Brabbeling (aldaar p. 10). Bovendien heeft hij zelf uiteindelijk het gedicht buiten de Brabbeling gehouden. De optie van Roemer Visscher als auteur lijkt dan ook niet erg waarschijnlijk. | |||||||||
Annotaties
| |||||||||
Overlevering / VariantenLm p. [2] (§1v) Het epigram verscheen, net als sommige gedichten van Roemer Visscher, ook nog anoniem in 1603 in de te Utrecht gepubliceerde en door A. Croche verzorgde verzamelbundel s'Gheests lust-hof.Ga naar voetnoot1457 Het fungeert daar in het voorwerk eveneens als gedicht ter aanbeveling. Omdat de tekst voor een andere uitgave bestemd was en er zich nog meer redactionele verschillen voordoen - bijvoorbeeld in de volgorde van de regels - geef ik hier de volledige tekst. Als de Velden besneeuwt sijn quaet om wandelen,
Als den avondt verlaet d'onrust van t'handelen,
Om dan den tijt te verdrijven met lustige saken,
En als ghy niet doen condt dan ghieten en gapen,
Geeuwen en knickebollen sluymeren en slaepen,
Soo gaet u dan vlijtich in desen LUST-HOF vermaecken.
| |||||||||
LiteratuurSchenkeveld-van der Dussen, ‘Roemer zonder roemerij’, p. 235-236. |
|