Brabbeling (1614)
(2013)–Roemer Visscher– Auteursrechtelijk beschermdStudie-uitgave met inleiding, annotaties en commentaar
I.3.4 Varianten en hun implicatiesDe varianten tussen de twee verschillende edities van de Brabbeling uit 1614 en de voorlopers daarvan zijn legio. Er zijn nauwelijks gedichten zonder één enkele variant. Tot die uitzonderlijke categorie behoren Q.3.51-52. De varianten kunnen zowel een gevolg zijn van bewust ingrijpen in de tekst door de auteur als het resultaat van conventies inzake spelling en interpunctie bij het zetten van de tekst. De redactionele varianten die zich voordoen in de beide drukken uit 1614 kunnen op het conto van Roemer Visscher geschreven worden. Op meerdere manieren blijkt hij zich nog intensief bemoeid te hebben met het redigeren van zijn teksten bestemd voor de door hem geautoriseerde uitgaven uit dat jaar. Weergave van de tekst conform zijn eigen inzichten moet voor hem zwaar gewogen hebben. Een belangrijke indicatie in dat opzicht zijn de lijsten met errata in beide edities. Storende fouten konden zo worden rechtgezet. Overigens bevatten deze lijsten géén correcties buiten Visschers eigen teksten; die van Spiegel en de anonymus blijven buiten schot.Ga naar voetnoot264 Een mooie illustratie van de aanhoudende volharding waarmee hij poogde tot een correcte tekst te komen biedt Ra.14. Daar is in vers 12 in Br2/1 sprake van een hardnekkige zetfout: ‘keun’ in plaats van ‘can’. Hoewel gesignaleerd in de lijst van errata in Br1, werd ze in Br2 niet hersteld. Daarom kwam ze aldaar andermaal op de lijst van errata te staan. Ook een minimale, maar qua betekenis storende zetfout in Br2 ontsnapte niet aan de aandacht. ‘Zijn’ diende vervangen te worden door ‘fijn’ (Te.[6], vs. 81). Ook buiten de lijsten met errata om werden trouwens vergissingen gecorrigeerd, een indicatie dat men met zorg naar de juiste weergave van een en ander keek. Het foutief gespelde Franse ‘creullement’ (Br1, Q.7.50, vs. 5) moest in Br2 plaats maken voor ‘cruellement’. Een in Br1 ontbrekende laatste versregel in Ro.1.11 werd in Br2 alsnog toegevoegd. Ook werden storende fouten in Br1 bij de nummering van de eerste acht raadsels voor Br2 gerectificeerd.Ga naar voetnoot265 Niet alleen aperte fouten kwamen bij de errata aan de orde maar ook wijzigingen die tot een andere redactie van een tekst leidden. Zo werd tot twee keer toe voor vers 7 in Q.2.10 aangegeven dat de werkwoordsvorm van de onvoltooid tegenwoordige tijd (‘is’) omgezet moest worden in die van de onvoltooid verleden tijd (‘was’). Meer ingrijpend waren correcties die consequenties hadden voor de opbouw van de Brabbeling. Het verwijderen van een per abuis twee maal opgenomen tekst (Q.7.29 en Q.7.33 in Br1) is nog redelijk gemakkelijk uitvoerbaar. Echt gecompliceerd wordt het als de volgorde van de gedichten onderling moet worden aangepast om samenhangende gedichten bij elkaar te plaatsen. Voor dergelijke exercities bevat de tweede lijst van errata in Br1 gedetailleerde aanwijzingen die in Br2 bijna allemaal gehonoreerd zijn, in de schokken zes en zeven.Ga naar voetnoot266 Buiten de lijsten van errata om blijkt Visscher ook nog andere redactionele wijzigingen te hebben aangebracht. Ze kunnen zelfs leiden tot een heel ander gedicht, bijvoorbeeld wanneer hij de u-vorm vervangt door een ik-vorm (Q.1.46). Ook komt het voor dat het aantal regels verschilt. Zo hebben enkele vroegere redacties in Ep en Lm (Q.7.34, 38-39) extra versregels aan het einde die de pointe verhelderen. In Br2/1 ontbreken die. Blijkbaar vond Visscher het uiteindelijk niet nodig om zijn lezers al te zeer op weg te helpen. Een in het oog springend aspect waar het gaat om redactionele varianten is het zeer wisselende gebruik van eigennamen. Zo is er in Lm in veertien gevallen sprake van een eigennaam waar die in Br2/1 ontbreekt.Ga naar voetnoot267 In één geval geldt deze situatie ook voor Ep en Lm (wel een naam) in relatie tot Br2/1 (zonder naam).Ga naar voetnoot268 Andersom komt het slechts twee keer voor dat Br2/1 wel een eigennaam hebben in tegenstelling tot Lm.Ga naar voetnoot269 Daarnaast heeft Lm achttien keer een andere eigennaam dan Br2/1.Ga naar voetnoot270 Voor Ep en Lm samen in relatie tot Br2/1 is dat nog drie keer het gevalGa naar voetnoot271 en in Q.6.48 hebben al die edities een andere mannelijke voornaam.Ga naar voetnoot272 In sommige gevallen blijken dergelijke wijzigingen te zijn ingegeven door de context van een gedicht. Om een voorbeeld te noemen: in een epigram over iemand met onterechte pretenties met betrekking tot adeldom (Ro.1.13) moest de Hollandse gravennaam Floris plaatsmaken voor het zeer alledaagse Pieter. Ook komt het voor dat Visscher een weinigzeggende naam vervangt door eentje met meer potentieel. Daarom moest Janneken in Q.3.61 het veld ruimen voor Maetalleenken, een variant van Magdalena die aldaar meerdere associaties weet op te roepen. Een enkele keer is er sprake van een bepaald patroon in de aangebrachte naamsvarianten. De voornaam van een babbelzieke vrouw, luisterend naar de omineuze achternaam Kaecx, wijzigde Visscher twee keer (Q.2.2 en Q.7.26) op dezelfde manier, van Nies (Lm) in Lijs(gen) (Br2/1). Ook de naam Marot (in Lm), verwijzend naar zijn Franse bron Marot maar ook naar de zot, wijzigde Visscher in Br2/1 twee keer consequent in ‘Maer Ot’ (laatste vers in Q.1.49 en Q.2.19). Voor zijn laatste redacties liet hij dus de wat meer duidelijke visuele variant ‘Marot’ varen voor een wat meer subtiele, waarbij de lezer eigenlijk via zijn gehoor het bedoelde woordenspel moest zien te doorgronden. Het gebruik van eigennamen is dus zeer variabel. Door ze weg te laten kon Visscher een gedicht veralgemeniseren; door te variëren bewerkstelligde hij ook wel een betere afstemming op de context ervan of ruimere mogelijkheden tot interpretatie. Een bijzonder fenomeen in de Brabbeling is het veelvuldige gebruik van hoofdletters bij substantieven op posities waar deze normaliter niet vereist zijn. Het variantenpatroon in dezen sterkt het vermoeden dat Visscher dit instrumentarium met opzet hanteerde om extra nadruk te leggen op begrippen die hij voor een gedicht van belang vond of waar hij mee speelde. De edities Br2/1 laten in vergelijking met Ep en Lm in ieder geval een opmerkelijke toename zien van een dergelijk gebruik van hoofdletters. Zo hebben in Br2/1 ruim 600 substantieven een hoofdletter waar die in Lm ontbreekt; voor Ep en Lm samen komer er daar nog eens ruim 100 bij.Ga naar voetnoot273 Dit alles laat onverlet dat er in Br2/1 ook nog altijd relevante substantieven zonder hoofdletter voorkomen. Zo kent het cruciale begrip ‘Blaeuwe Scheen’ uit Het Lof van een blaeuwe scheen (Te.[2]) alleen in de vroegste versie (Lm) hoofdletters, terwijl die in Br2/1 juist ontbreken. Het beproefde onderscheidingsmiddel kon dus ook achterwege gelaten worden. Een in Br2 herstelde en nogal karakteristieke fout in de interpunctie geeft, tot slot, mogelijk iets meer zicht op het productieproces van de Brabbeling. Bij Sp.[1].22 staat zowel in Lm als in Br1 aan het einde van vers 1de merkwaardige en zinledige interpunctie ‘an,;’. In Br2 is die vergissing rechtgezet. Deze curieuze en identieke anomalie in twee verschillende gedrukte bronnen kan eigenlijk geen puur toeval zijn. Het heeft er alle schijn van dat in elk geval voor de gedichten van Spiegel tekstmateriaal uit Lm als legger gediend heeft bij het zetten van Br1.Ga naar voetnoot274 Zoals hiervoor al gesteld: de varianten in de Brabbeling zijn legio. Vóór alles zijn ze, waar het om redactionele ingrepen gaat, een indicatie voor de zorg en de zorgvuldigheid waarmee Roemer Visscher zijn teksten bleef redigeren.
Een tweede categorie varianten is niet toe te schrijven aan ingrijpen door de auteur maar ontstond naar alle waarschijnlijkheid ter drukkerij. Het gaat om de gevolgen van conventies inzake spelling en interpunctie die men op een bepaald moment ergens hanteerde. Hoewel er op beide terreinen destijds allerminst van enige stabiliteit sprake was zijn er tussen de edities Ep, Lm en Br2/1 toch bepaalde tendensen waar te nemen. Overigens betekent dat niet dat wanneer er in één bepaalde druk van een tendens sprake is daar geen afwijkingen meer van kunnen optreden. Naast ‘ghe’ kan, zelfs in de directe nabijheid, zonder problemen ‘ge’ opduiken (Q.1.54, vs. 1-2) of ‘so’ naast ‘soo’ (Q.1.14, vs. 6). De gewoonten op het terrein van de interpunctie uit Roemer Visschers tijd waren weinig consequent en bieden de lezers dan ook slechts beperkt houvast. De Brabbeling en haar voorgangers bevestigen, ook onderling, dat beeld van inconsistentie. Toch zijn er wel enkele waarnemingen te doen. Elke versregel wordt bij voorkeur afgesloten door middel van interpunctie, maar een slotpunt komt meestal alleen aan het eind van de laatste versregel voor.Ga naar voetnoot275 Vooral bij zwaardere rustpunten, waar wij een puntkomma of ook een punt zouden plaatsen, kunnen zowel de puntkomma, de dubbele punt of ook de komma gebruikt worden. Dat deze onderling inwisselbaar waren blijkt duidelijk uit het gegeven dat de interpunctie op identieke plaatsen in de verschillende edities van eenzelfde gedicht telkens anders uitgevoerd kon worden. Om een enkel voorbeeld te noemen. Van Q.7.29 bestaan drie verschillende redacties (Br2/1/1bis). Aan het eind van de verzen 1-3 zijn ze allemaal van een andere interpunctie voorzien, respectievelijk een dubbele punt, een puntkomma en een komma. Iets dergelijks doet zich bijvoorbeeld ook voor in Q.7.41. In Br2 zijn de meeste regels daar afgesloten met een dubbele punt, in Br1 en Lm met een puntkomma en in Ep met een komma. Een, zij het zeldzame, variant met een punt achter elke regel dient zich echter ook aan. Dat is het geval in Q.2.39 voor de redacties Br2/1 (vs. 1-4), waar Lm in dezelfde posities een puntkomma heeft. Al dit soort variaties doen zich met enige regelmaat voor. Een vaste waardebepaling voor de interpunctie is dan ook niet te geven en moet telkens weer opnieuw binnen de desbetreffende context vastgesteld worden. Wat de verschillen in spelling betreft wil ik volstaan met het puntsgewijs signaleren van enkele tendensen. De meest structurele afwijkingen binnen het variantenpatroon doen zich voor in de Leidse uitgave van 1612, Lm. Het overzicht heeft niet de pretentie uitputtend te zijn.
|
|