Brabbeling (1614)
(2013)–Roemer Visscher– Auteursrechtelijk beschermdStudie-uitgave met inleiding, annotaties en commentaar
I.2 De Brabbeling in drukI.2.1 Voorloper: Aanhangsel bij de vertaling van Horatius' Satyrae (Leiden 1599)In 1599 gaf de Leidse uitgever Jan Jansz Orlers een door Cornelis van Ghistele verzorgde vertaling van de Satyrae oft Sermones van Horatius uit, die eerder al in 1569 in Antwerpen verschenen was.Afb. 6. Horatius, Satyrae oft Sermones, 1599. Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
Zoals Orlers op de titelpagina aangeeft voegde hij nog het een en ander toe aan deze publicatie: naast teksten van Horatius ook werk van andere Nederlandse dichters, zowel in vertaling als zelf vervaardigd.Ga naar voetnoot113 Het blijkt te gaan om vertalingen van teksten van Horatius door Coornhert en ene A.V.M., waarachter de Vlissingse dichter en predikant Abraham van der Mijl schuilgaat.Ga naar voetnoot114 Van beiden is een vertaling van Horatius' bekende lof op het landleven Beatus ille (epode 2) opgenomen. Daarna volgen, volgens een eigen tekst ter inleiding, ‘genoechelicke Epigrammen ende Elegien’ die, naar we nu weten, van Roemer Visscher afkomstig zijn.Ga naar voetnoot115 Afb. 7. Pagina ter inleiding van de eerste, toen nog anonieme, substantiële publikatie van gedichten van Roemer Visscher. Achter: Horatius, Satyrae (1599).
Coornherts ‘Protest teghen den slaap’ sluit het geheel af. Uit niets in Horatius' Satyrae valt op te maken wie de auteur van al die genoeglijke epigrammen en elegieën zou kunnen zijn. De eerste die de relatie met Roemer Visscher legde was Jules Grietens die in 1923 een voordracht hield over zijn ontdekking voor het Vlaams Philologencongres, maar tot een substantiële publicatie kwam het niet. Wel had hij over deze aangelegenheid contact met Te Winkel die vervolgens in zijn Ontwikkelingsgang zeer terloops melding maakte van een bundeltje epigrammen van Visschers hand uit 1599, zonder echter ook maar iets van een titel te vermelden.Ga naar voetnoot116 Al met al bleef de bundeling van een substantieel deel van Roemers Visschers epigrammen in de uitgave van Horatius' Satyrae in feite onbekendGa naar voetnoot117 totdat Rombauts er in 1953 een opstel aan wijdde.Ga naar voetnoot118 In totaal zijn 88 gedichten van Roemer Visscher aan deze vertaling van Horatius toegevoegd, het gedicht op de openingspagina van deze sectie meegerekend.Ga naar voetnoot119 Dit laatste gedicht neemt in Visschers oeuvre een opmerkelijke plaats in en moet als van hem afkomstig meegerekend worden. Het is namelijk een commentaar van Visscher richting de critici op zijn werk, die hij als ‘neuswijs’ (verstoken van gezond verstand) kwalificeert. Hun oordeel is in zijn ogen dus eigenlijk ongefundeerd. Ook in de Leidse uitgave van 1612 en in de uiteindelijke Brabbeling neemt het gedicht bijzondere posities in (zie verder alhier Q.2.1). Van al deze gedichten komen er vier alleen in Ep voor en daarnaast is er één gedicht dat wel in Ep en Lm staat maar in de Brabbeling ontbreekt.Ga naar voetnoot120 Het werd namelijk geschreven door Lucas d'Heere (Lm.1.84). Verder is één gedicht afkomstig van Spiegel (Ro.1.56) en van de zeven anonieme gedichten aan het einde van de Brabbeling zijn er zes reeds in Ep te vinden (uitgezonderd Anon.3). In de Leidse uitgave van 1612 (Lm) zijn bijna alle gedichten uit Ep in het zogeheten eerste boek terechtgekomen, met uitzondering van telkens twee gedichten in zowel het voorwerk (Q.2.1; Q.5.1) als in boek 3 (Q.2.48; Q.7.40).Ga naar voetnoot121 Bij de inrichting van de door hem zelf geredigeerde uitgave van 1614 verdeelde Visscher het al in 1599 gepubliceerde materiaal wat gelijkmatiger. Het kwam terecht in alle afdelingen met ‘quicken’, in het eerste schok van de ‘rommelsoo’ en in de sectie met anonieme gedichten.Ga naar voetnoot122 In tegenstelling tot het aan de uitgave van 1599 toegevoegde materiaal van Coornhert en Van der Mijl waren de gedichten van Visscher nog nooit eerder als een samenhangend geheel gepubliceerd.Ga naar voetnoot123 De vraag is dan ook hoe het in handen van uitgever Orlers kwam. Jan Jansz Orlers (1570-1646) was een zoon van Jan van Houts zuster Barbara en na haar overlijden in 1574 bleef hij, slechts vier jaar oud, als weeskind achter. Oom Jan van Hout bekommerde zich om zijn verdere opvoeding en naar alle waarschijnlijkheid bezorgde hij hem in 1591 een leerplaats bij de op dat moment grootste boekhandel in Amsterdam, die van Cornelis Claesz. Na zijn huwelijk opende Orlers in maart 1596 een boekwinkel in Leiden, die hij aanhield tot 1623. In die periode was hij ook als uitgever actief. Omdat hij zelf niet over een drukpers beschikte, besteedde hij dergelijke werkzaamheden uit. Tot en met 1604 verzorgde Christoffel Guyot veel uitgaven, waaronder de Nederlandse vertaling van Horatius Satyrae.Ga naar voetnoot124 Het is heel goed mogelijk dat Orlers tijdens zijn jaren in die Amsterdamse boekhandel zelf al Roemer Visscher en diens werk heeft leren kennen,Ga naar voetnoot125 maar een andere belangrijke factor in dezen zal zijn oom Jan van Hout zijn geweest, die gewend was om zich actief met het wel en wee van zijn familieleden te bemoeien. Daarnaast was hij onder meer ook toonaangevend in het literaire en culturele milieu van zowel de Leidse rederijkers als van de jonge Leidse universiteit. Ook buiten Leiden onderhield hij dergelijke contacten. Dat resulteerde bijvoorbeeld in een uitnodiging aan Roemer Visscher om een bijdrage te leveren aan zijn album amicorum. Visscher honoreerde dat verzoek in het najaar van 1578 en hij vond zijn albuminscriptie zo'n kleine dertig jaar later nog steeds interessant genoeg om haar in zijn Brabbeling op te nemen (Ro.1.3).Ga naar voetnoot126 Op welke wijze Orlers in het bezit kwam van een redelijk omvangrijk deel van Visschers werk valt niet meer met zekerheid te reconstrueren, maar betrokkenheid van Jan van Hout ligt voor de hand. Dat daarbij nog andere personen een rol gespeeld kunnen hebben, zoals de literair zeer goed geïnformeerde Janus Dousa die als curator en bibliothecaris eveneens nauw bij de Leidse universiteit betrokken was en die zowel met Van Hout als met de door hem bewonderde VisscherGa naar voetnoot127 contacten onderhield, lijkt een plausibele veronderstelling.Ga naar voetnoot128 Er is nog een andere factor die zou kunnen wijzen op betrokkenheid van literatoren als Van Hout en Dousa bij de uitgave van deze Nederlandse vertaling van de Satyrae van Horatius. Het fonds van Orlers is wel omschreven als bestaande uit ‘uitgaven in het Latijn van de hand van Leidse geleerden en uitgaven in het Nederlands voor de burgerlijke elite’.Ga naar voetnoot129 Voor deze laatste categorie is deze publicatie bedoeld. Ze wil mensen die het Latijn niet machtig zijn zowel klassieke poëzie in vertaling bieden als een voorbeeld voorhouden van Nederlandstalige poëzie die bij deze traditie aansluit. Bovendien gebeurt dat in een bundel die geordend is volgens nieuwe, aan de klassieken ontleende genres zoals oden, epigrammen en elegieën. Een dergelijke ordening volgens genre was in Noord-Nederland nog nooit eerder gepubliceerd.Ga naar voetnoot130 Dit alles is nieuw en de bundel sluit dan ook aan bij nieuwe poëticale inzichten die zich bij Neolatijnse dichters en in Franrijk bij de Pléiade manifesteerden. Juist mensen als Dousa en Van Hout waren van deze ontwikkelingen goed op de hoogte en droegen graag bij aan een verdere verspreiding van die nieuwe ideeën. |
|