Brabbeling (1614)
(2013)–Roemer Visscher– Auteursrechtelijk beschermdStudie-uitgave met inleiding, annotaties en commentaar
I.1.5 Vertalen met behoud van ‘merch ende sin’Een substantieel deel van Visschers Brabbeling is gebaseerd op teksten van anderen. Daarbij doet zich de vraag voor op welke manier hij dat bronmateriaal heeft weergegeven. Volgde hij nauwgezet de tekst of stond hij zichzelf bepaalde vrijheden toe? We verkeren in de gelukkige omstandigheid dat we kunnen beschikken over een eigentijdse evaluatie van Visschers wijze van vertalen. Die danken we aan de Leidse uitgever Jan Paedts Jacobsz die in 1612 de anonieme voorloper van de Brabbeling, T'Loff vande mutse, op de markt bracht. In zijn ‘Voor-reden’ probeert hij eventuele punten van kritiek op het geleverde te pareren. Een van de verwijten zou kunnen zijn dat er veel uit het Latijn vertaald is. Volgens Paedts strekt dat de auteur juist tot eer omdat hij het origineel vaak in gevatheid weet te overtreffen. Dat geldt in het bijzonder ten aanzien van Martialis. Bovendien heeft hij niet, als een simpele ziel, woord voor woord vertaald. Hij wist dat daardoor veel aantrekkelijkheid verloren zou gaan. Horatius leerde hem dat het volstaat om de kern (‘'tmerch’) te behouden en de juiste bedoeling (‘de sin’) te treffen. Deze auteur, Roemer Visscher dus, is daarin volgens Paedts zeer gelukkig geweest.Ga naar voetnoot61 Met een beroep op Horatius rechtvaardigt Paedts - wellicht ingefluisterd door iemand die goed met het werk van Visscher vertrouwd was, zo niet Visscher zelf - de vrijheden en aanpassingen die Visscher zich bij het vertalen veroorloofde. Hij doelt daarmee op een bekende passage in de Ars poetica (133-134) waarin Horatius de aankomende dichter aanspoort om niet woord voor woord te vertalen.Ga naar voetnoot62 Hoe werkte die summiere aansporing wat Roemer Visscher betreft in de praktijk uit? Op de allereerste plaats kunnen we constateren dat Visscher bij voorkeur complete bronnen bewerkte. Het verweven van citaten uit diverse klassieke auteurs binnen een nieuw geheel - een tour de force waarmee humanisten eer in konden leggen - komen we bij hem niet tegen. Een enkele keer nam Visscher zijn toevlucht tot een gedeelte van een bepaalde tekst, maar dat werkte hij dan uit tot een zelfstandig iets (Q.1.12; Q.2.4; Q.2.53; Ra.14; Tu.1). In één geval (Q.7.29) nam hij een adagium van Hesiodus als uitgangspunt voor een nieuw epigram. Een andere methodiek laat Ro.1.59 zien waarin Visscher elementen uit twee thematisch verwante gedichten van Marot combineerde. De meest opmerkelijke bronverwerking doet zich voor in Van den Os op den Esel (Te.[6]). Visscher nam daarin enkele passages uit twee coq-à-l'âne gedichten van Marot op maar creëerde vervolgens een verrassend nieuw geheel waarin eveneens verwijzingen naar eigen teksten verscholen zitten. Een willekeurig voorbeeld hoe Visscher teksten vertaalde met behoud van ‘merch’ en ‘sin’ biedt Q.3.51 die hij baseerde op epigram 11.26 van Martialis. Daarin probeert de mannelijke ik-figuur iemand van hetzelfde geslacht te verleiden tot kussen en liefst nog veel meer, namelijk de ware genoegens van Venus. Hij doet dat, in een Engelse vertaling, als volgt: Telesphorus, my welcome repose and beguiling care, the like of whom was never before in my arms, give me kisses, boy, wet with old Falernian, give me cups made smaller by your lips. If beyond this you add the true joys of Venus, I would say that Jupiter is no better off with Ganymede.Ga naar voetnoot63 Visscher volgt dit stramien getrouw op een paar cruciale wijzigingen in de omstandigheden na. Bij hem blijft de aanbedene anoniem, waardoor niets er meer op wijst dat de ik-figuur zijn verzoeken tot iemand van het eigen geslacht zou kunnen richten, zoals in de brontekst wel het geval is. Door de mannelijke eigennaam Telesphorus weg te laten en deze niet door een Nederlandse te vervangen, zoals Visscher elders bij voorkeur doet, vermijdt hij elke suggestie van homo-erotische liefde. Martialis geeft de aanbedene iets meer kwalificaties mee dan Visscher, onder andere dat de ik-figuur nog nooit iemand als hij in zijn armen heeft gehad. Visscher behoudt dit onderdeel maar bouwt het om tot het eerste verzoek tot de aanbedene, de omhelzing. Daardoor geeft hij zijn eigen versie een nog wat meer graduele opbouw van in te willigen wensen mee dan Martialis: omhelzing, kussen, de beker waaruit de aanbedene gedronken heeft en nog wat meer. Bij Martialis geldt het eerste verzoek de kussen, nat van oude Falernische wijn, vervolgens het gezamenlijk drinken en daarna liefst de ware genoegens van Venus. Als dat laatste ingewilligd wordt dan kon Jupiter er met Ganymedes niet beter aan toe zijn. Deze klassiek-mythologische graadmeter heeft Visscher aangepast aan de eigen tijd en vervangen door een christelijke van het hoogste formaat: ‘Soo had ick het beter dan onse lieven Heer’. Roemer Visscher slaagt er met deze wijze van werken telkens weer in om de essentie en het patroon van het origineel te bewaren en tegelijkertijd aan zijn versie een heel eigen signatuur te geven. Van slaafse navolging die een vertaling woord voor woord zou opleveren is geen sprake. Hij plaatst een gedicht via acculturatie binnen de context van zijn eigen tijd door namen, situaties en omstandigheden aan te passen aan de eigen leefwereld. Hij brengt wat andere accenten aan, varieert in de opbouw of veralgemeent sommige gedichten door ze niet meer op specifieke personages betrekking te laten hebben. Ook laat hij bij voorkeur titels van gedichten achterwege. Dergelijke vrijheden veroorlooft hij zich echter niet altijd. De ‘jammertjens’ heeft hij bijvoorbeeld opvallend getrouw vertaald. De relatief vrije vertaling domineert bij Roemer Visscher en die attitude sluit aan bij de opvattingen van destijds over de navolging van klassieke teksten. Men maakte onderscheid tussen goede ofwel creatieve en slechte ofwel slaafse navolging van voorbeeldige auteurs en die denkwijze had ook zijn weerslag waar het ging om vertalingen. Woord voor woord-vertalingen kon men niet waarderen - dat was meer iets voor beginners - in tegenstelling tot meer vrije vertalingen die in de zestiende en zeventiende eeuw populair waren. De intentie om bronnen aan te passen, al was het maar door archaïsche namen en onderwerpen te actualiseren, iets toe te voegen of wat weg te laten, was alom aanwezig. Het is precies wat Roemer Visscher deed.Ga naar voetnoot64
Wat opvalt aan het hierboven besproken voorbeeld voor Visschers wijze van bewerken van andere bronnen is dat hij het bij Martialis zo expliciet aanwezige homo-erotische aspect volledig laat verdwijnen, net als in enkele andere bewerkingen naar Martialis (Q.1.34; Q.1.40).Ga naar voetnoot65 Het is een indicatie hoe gevoelig het verschijnsel sodomie, de toen gangbare aanduiding voor homosexualiteit, in de samenleving van destijds lag. Toch zijn er enkele plaatsen in de Brabbeling die de indruk wekken op dit fenomeen te zinspelen. Zo bestaat de pastoor het om in Q.3.39, waar sprake is van een verwijfde bruidegom, in navolging van Beza bij de huwelijkssluiting te vragen wie nu eigenlijk de bruid is. Het meest onverbloemd is een korte passage in Van den Os op den Esel (Te.[6], vs. 78; zie ook de annotatie). Daarin is sprake van ene Dirck die niet graag naar de vrouwen kijkt. Daarom moet hij wel een ‘queen’ zijn, wat in elk geval zoveel wil zeggen als iemand zonder de geijkte sexuele neigingen. Afgezien van de terughoudendheid jegens homosexualiteit geeft de Brabbeling blijk van een grote vrijmoedigheid jegens sexualiteit en, in wat ruimere zin, van fysieke aangelegenheden in het algemeen. Desondanks zou Visscher soms toch wat minder uitgesproken zijn dan zijn voornaamste bron in dezen, Martialis. Als een belangrijke indicatie in dat opzicht wordt wel gewezen op Visschers vertaling van het Latijnse ‘futuere’ (neuken) met ‘zoenen’ (Q.1.52; 2.16).Ga naar voetnoot66 Dat zo onschuldig aandoende woord was toentertijd echter ook een gangbaar eufemisme voor het hebben van intiem sexueel contact en Roemer Visschers lezers zullen die meerduidigheid zeker hebben meegewogen bij hun interpretatie van dergelijke gedichten. Deze bewerkingen staan dus minder ver van de directheid van Martialis af dan we tegenwoordig aanvankelijk wellicht geneigd zijn te denken.Ga naar voetnoot67 Soms is Roemer Visscher zelfs meer uitgesproken dan zijn bron. Iets dergelijks doet zich voor Q.1.50 die in het begin zelfs meer expliciet is dan het origineel, nota bene een van de Priapea. En voor Q.7.46 bedacht Visscher een pointe met sexuele connotaties die in zijn bron Martialis helemaal ontbreekt.Ga naar voetnoot68 Roemer Visschers Brabbeling getuigt van een mate van libertinisme die dicht aanleunt tegen de ruimte die humanistische tekstbezorgers van zijn tijd vanzelfsprekend vonden waar het ging om tot verantwoorde en dus complete edities van soms ook rijkelijk obscene auteurs als Martialis te komen. Met name Nederlandse humanisten editeerden deze auteur sedert het midden van de zestiende eeuw, en dat zonder enige restrictie. Zolang de intellectuele elite die het Latijn beheerste van dergelijke teksten kennis nam was er wat hen betreft niets aan de hand, maar diezelfde elite koesterde wel bedenkingen wanneer het om de schooljeugd ging of om volwassenen die alleen de moedertaal beheersten. Voor sommigen van hen ging Roemer Visscher dan ook te ver.Ga naar voetnoot69 Zo kon het gebeuren dat Constantijn Huygens in 1625 in zijn exemplaar van de Brabbeling aantekende, in het Latijn nota bene, dat dit boekje vanwege de vele onwelvoeglijkheden niet gelezen diende te worden, tenzij met het nodige oordeelsvermogen.Ga naar voetnoot70 Gelukkig hoefde iemand die alleen het Nederlands machtig was zich van zo'n waarschuwing niets aan te trekken.
De vele vertalingen die Roemer Visscher in zijn Brabbeling opnam getuigen ook van de inspanningen die hij zich getroostte om zich in poëticaal opzicht te oefenen aan de hand van voorbeeldige bronnen uit zowel de klassieke als de meer eigen tijd.Ga naar voetnoot71 Dat resulteerde uiteindelijk in bewerkingen met voldoende eigen karakter om ze in druk te laten verspreiden. Op verschillende plaatsen in de Brabbeling blijkt dat Visscher dergelijke vertaalexercities ook tezamen met Spiegel ondernam. Ze staan daarmee ook in een humanistische traditie van het vervaardigen van verschillende vertalingen, al dan niet door meerdere personen, naar één bron. Een vroeg voorbeeld van een dergelijke samenwerking komt aan de orde bij Q.1.56. Roemer Visscher bewerkte daar een anonieme klassieke Griekse bron die in het begin van de zestiende eeuw ook al in gezamenlijkheid onder handen was genomen door Thomas More en William Lily. Ook Visscher en Spiegel gingen, in elk geval bij tijd en wijle, zo te werk. De Brabbeling bevat voor een tiental bronteksten bewerkingen van de hand van beide auteurs: vier naar zowel Martialis als Marot en telkens één naar Propertius en Ronsard.Ga naar voetnoot72 Een bijzonder geval van samenwerking gingen zij aan bij de weergave van twee nauw samenhangende gedichten uit de Anthologia graeca, handelend over de beste levensweg. Spiegel nam daarbij de pessimistische visie voor zijn rekening (Ro.1.64) en Visscher tekende voor de optimistische (Ro.1.65).Ga naar voetnoot73
In 1612 toonde de Leidse uitgever Paedts zich, zoals hierboven is aangegeven, zeer enthousiast over de kwaliteit van Visschers vertalingen uit het Latijn. Veel eerder, in 1586, was de grote kenner van de klassieke letterkunde Janus Dousa hem daarin voorgegaan. In zijn ‘Elegia ad Romulum Piscarium’ (‘Elegie voor Roemer Visscher’) prijst hij Visscher vanwege zijn durf om als eerste de elegantie van het Latijn over te brengen naar het Nederlands en dat bovendien voortreffelijk.Ga naar voetnoot74 Visscher reageerde daar nogal laconiek op, maar dat neemt niet weg dat de lof van Dousa een paar dingen duidelijk maakt. Al op een vrij vroeg tijdstip, voor 1586, zette hij zich tot het vertalen van Latijnse teksten. Zijn inspanningen werden door oordeelkundige anderen opgemerkt en gewaardeerd. Bovendien valt uit de woorden van Dousa op te maken dat hij Visscher in dezen als een pionier beschouwde. Roemer Visscher betrad met zijn vertalingen dus nieuwe paden, waarbij hij tegelijkertijd, zoals hierna zal blijken, uit een ruim reservoir aan klassieke en meer eigentijdse auteurs putte. |
|