Brabbeling (1614)
(2013)–Roemer Visscher– Auteursrechtelijk beschermdStudie-uitgave met inleiding, annotaties en commentaar
I. InleidingI.1 De dichter Roemer VisscherI.1.1 Korte kennismakingRoemer Visscher, een goed gesitueerde Amsterdamse graanhandelaar en scheepsassuradeur, geniet tegenwoordig eigenlijk vooral bekendheid als ‘vader van’, en wel van zijn dochters Anna en Maria Tesselschade. Hun faam als veelzijdig ontwikkelde vrouwen, schrijfsters en gewaardeerde vriendinnen van prominente literatoren als Hooft en Huygens hadden ze mede te danken aan de inbreng van hun vader. Er is echter alle aanleiding om ook Visschers eigen aandeel in het culturele en literaire leven van zijn dagen te bestuderen en te waarderen. Roemer Pietersz Visscher, zoals zijn volledige naam luidt, werd in 1547 te Amsterdam geboren en in dezelfde stad op 19 februari 1620, een jaar na de dood van zijn echtgenote, begraven in de Oude Kerk.Ga naar voetnoot1 Hij was de zoon van de Amsterdamse lakenkoopman Pieter Jacobsz Visscher en zijn echtgenote Anna Roemersdr. De jonge Roemer verloor zijn beide ouders al snel, in 1558. De verweesde Roemer werd opgevangen door familie en genoot een uitstekende scholing. Zijn eruditie en belezenheid valt af te lezen aan zijn geschriften, de Brabbeling en de Sinnepoppen. Hij blijkt vertrouwd met zowel de klassieke letteren als met vernieuwende stromingen in de Franse, de Neolatijnse als ook in de Italiaanse literatuur. Dat alles nam hij probleemloos tot zich in de oorspronkelijke talen. In 1583 trouwde Roemer Visscher met de Delftse bierbrouwersdochter Aefgen Jansdr. Onderwater.Ga naar voetnoot2 Van hun zes kinderen bleven er vier in leven, drie dochters en een zoon. De kinderen genoten een veelzijdige opvoeding, met aandacht voor de kunsten, de letteren en zelfs voor lichamelijke vaardigheden als zwemmen. Voor die tijd was dat, zeker voor meisjes, zeer uitzonderlijk.Ga naar voetnoot3 Twee dochters, Anna en Maria - de laatste veel beter bekend onder de naam Tesselschade die haar vader bedacht omdat hij kort voor haar geboorte grote schade leed door het vergaan van een koopvaardijvloot op kerstavond 1593 voor Texel, verwierven zich, zoals gezegd, een prominente plaats binnen het toenmalige culturele leven. Naast hun scholing moeten ze aan hun vader, die zelf schreef, zich in literaire kringen bewoog en ook thuis geestverwanten ontving, een inspirerend voorbeeld hebben gehad. Visschers leven als volwassene viel samen met de periode waarin de Nederlanden zich tijdens de Tachtigjarige Oorlog tot een zelfstandige staat ontwikkelden en waarin tegelijkertijd sprake was van een proces van culturele emancipatie en groeiend zelfbewustzijn. Het is met name dit laatste terrein, en meer specifiek de ontwikkeling van de volkstaal en het gebruik ervan als literair medium, waaraan Roemer Visscher een eigen bijdrage heeft geleverd. Samenwerking en contact met anderen speelden in dat proces een grote rol, zoals in het verband van de Amsterdamse rederijkerskamer De Eglentier. Hoewel Visschers geschriften niet als echt kamerwerk beschouwd kunnen worden, was er wel een nauwe relatie met deze kamer en zeker met haar voorman Hendrik Laurensz Spiegel. Samen oefenden ze zich in de dichtkunst - de neerslag ervan is op diverse plaatsen in de Brabbeling terug te vinden. Een indicatie voor de waardering van Eglentierszijde voor de inbreng van Roemer Visscher is de rol die hij toebedeeld kreeg in hun Twe-spraack. Deze Nederlandse grammatica verscheen als eerste onderdeel van het trivium over taalbeheersing (grammatica, rhetorica en dialectica) dat deze kamer in het midden van de jaren tachtig publiceerde, een onderneming die geldt als een cruciaal moment in de ontwikkeling van het Nederlands tot volwaardige taal. Die Twe-spraack nu is opgebouwd als een dialoog en een van de dialoogsprekers is Roemer Visscher. Ook buiten Amsterdam onderhield Visscher contacten met literair spraakmakende kringen, zoals die rond de net opgerichte Leidse universiteit. Zo zijn er duidelijk aanwijsbare relaties - ook in de Brabbeling - met invloedrijke auteurs uit dat milieu als de Neolatinist Dousa en de in het Nederlands schrijvende Jan van Hout. Het beste inzicht in Visschers aandeel in het literaire en taalemancipatorische proces van toen valt te verkrijgen aan de hand van zijn eigen werk. Dat verscheen in 1614 in twee door hem geautoriseerde uitgaven: zijn emblemata onder de titel Sinnepoppen en de Brabbeling met zijn gedichten. De uitgever was Willem Jansz, ook bekend als de Blaeu van de vermaarde atlas. Wat is het specifieke belang van die 569, op het eerste gezicht vaak wat jolig aandoende gedichten van Visschers eigen hand in de Brabbeling?Ga naar voetnoot4 Tot de gevestigde goudeneeuwse canon is zijn werk nooit kunnen doordringen. Het bevat echter wel vernieuwende elementen die het literair-historisch interessant maken. Zo confronteerde Visscher als een van de eersten zijn lezers met nieuwe genres als puntdichten, sonnetten en de bij de humanisten zo geliefde paradoxale lofdichten. Met zijn epigrammen staat hij aan het begin van een poëtische stroming die later in de zeventiende eeuw een groot hoogtepunt bij Huygens zou bereiken. Visscher bundelde zijn gedichten op een moderne, voor de Nederlanden nieuwe wijze naar genre. Hij introduceerde met zijn vertalingen en bewerkingen binnen ons taalgebied nog nauwelijks bekende klassieke auteurs als Martialis - voor Dousa trouwens aanleiding om hem te eren als de ‘tweede Martialis’ - en ook Catullus en bracht vroege bewerkingen van de meer eigentijdse Franse schrijvers Ronsard en Marot. Visschers bundel bevat tevens literair-theoretisch materiaal, met als belangrijkste zijn Lof van Rethorica. Dat alles presenteerde hij in, naar eigen zeggen, ‘goet rond’ Nederlands, wat ons op het spoor van Visscher als taalvernieuwer brengt. Zo bedacht hij onder meer voor de genres in de bundel nieuwe, Nederlandse, aanduidingen. Epigrammen worden ‘quicken’, sonnetten ‘tuyters’, en zo verder. Niet dat deze termen ooit ingeburgerd raakten, maar dat doet niet echt ter zake. Van belang is de manier waarop hij de taal - met merkbaar plezier en speelse inventiviteit - hanteerde en haar mogelijkheden uitbuitte. Het resultaat is van een helderheid die bij veel van zijn rederijkers-tijdgenoten nog ver te zoeken is. Naast al die vernieuwende elementen doet Visschers poëzie vaak - middels anekdotiek, woordspelingen en dergelijke - een beroep op het vernuft van de mens en dat alles om, in aangename bewoordingen, aan een humanistisch georiënteerde en vaak praktisch gerichte levenswijsheid gestalte te geven. |
|