Achtergrond
Het gedicht is een verkorte bewerking van een vertaling van een
van de Latijnse gedichten die
Caspar Barlaeus ter opluistering van de
feestelijkheden schreef. Hij moest het aan
Tesselschade Roemers overlaten zijn
gedicht in het Italiaans te herdichten, omdat hij zelf de in die tijd zeer
gewaardeerde literaire taal, het Italiaans, niet machtig was (Molkenboer
1919/20: 220).
De aanleiding voor het gedicht vormde het plechtige bezoek van de
Franse koningin-moeder Maria de Medicis (1573-1642) aan Amsterdam van 1 tot 5
september 1638. Zij kreeg een groots onthaal. In de poort op de Varkenssluis
werd een ‘stomme vertoning’ opgesteld waar Maria de Medicis als
Berecynthia (of Cybele) werd voorgesteld. De dichter prijst haar boven de
moeder der goden. Zij heeft (als dochter van Johanna, aartshertogin van
Oostenrijk, en Frans ii, groothertog van Toscane) een illuster voorgeslacht.
Daarenboven waren haar dochters Henriëtte Maria, Elisabeth en Christina
getrouwd met
koning Kareli van
Engeland, koning
Filips ivvan
Spanje en hertog
Victor Amadeus van Savoye. Ook was zij
de moeder van de Franse koning
Lodewijk xiii. In het gedicht
wordt gezwegen over de penibele situatie waarin Maria de Medicis zich bevond.
Zij was naar de Republiek gekomen om de hulp van de Staten in te roepen bij een
conflict tussen haar en haar zoon. Het bezoek heeft evenwel niet het gewenste
resultaat gehad.
Tesselschade Roemers moet ook een
Nederlands gedicht aan haar bezoek hebben gewijd blijkens een brief van P.C.
Hooft (De briefwisseling, brief 929). Dit is verloren geraakt.
Zowel het gedicht van Barlaeus als de versie van Roemers hadden
veel succes. Jacob van der Burgh, die de feestelijkheden bijwoonde, schreef aan
Huygens: ‘Grand' quantité de vers fust faicte à sa louange,
dont ceux de Tesselscha e Barlaeus sont en approbation.’ (Hooft De
briefwisseling iii, p.807).
Bij de tekst van Tesselschade Roemers is op dezelfde plano een
Nederlands gedichtje van Joost van den Vondel afgedrukt.