De gedichten
(1994)–Maria Tesselschade Roemer Visschersdr– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 138]
| |
29 De schadu sien ick nu met een veel schoonder dagh (1639)De dichter bedankt Caspar Barlaeus in een brief voor zijn eerdere zending van Medicea hospes en de recente zending van de vertaling ervan. Mijn Heer
Beeter spaede als nimmermeer koem ick ue bedancken voer het
koonincklyck boeck my van ue toegesonden en hoewel dat ick het latyn niet wel
en kan begrypen
De schadu sien ick nu met een veel schoonder dagh
Ga naar voetnoot1
En een gesonder oogh als ick het leeven sagh
Ga naar voetnoot2.
| |
[pagina 139]
| |
Naar het handschrift van Tesselschade Roemers. ub Leiden, bpl885 (Tesselschade). | |
VerantwoordingIn de marge is in dezelfde hand toegevoegd: van weegen myn gesondheyt
De tekst is gelijk aan de diplomatische transcriptie. De /ú/ is weergegeven als /u/. | |
NotitiesDe metafoor schadu voor ‘vertaling’ werd veel gebruikt. De dichter stelt de term tegenover leeven. Ook andere woorden waren hiervoor mogelijk. Constantijn Huygens schrijft aan ‘Joff.w Tesselschade Crombalck met mijne vertalingen uyt het Engelsche dichten van Dr. Donne’ in 1633 een gedicht met als openingsregels: 'T vertaelde scheelt soo veel van 't onvertaelde dicht,
Als lijf en schaduwen;...
Hetzelfde gedicht (v. 9-12) kan helpen bij de interpretatie van het epigram: En schaduwen zijn swart en duijster in te sien;
Soo dese dichten oock. Maer 'tzijn gemeene ooghen
Die door het swacke swart van schad'wen niet en moghen;
Wat schaduw soud'den dagh aen Tessels oogh verbien?
Uit
Constantijn Huygens De
gedichten deel 2. Ed. J.A. Worp, 1893, p.267.
Huygens was er kennelijk van overtuigd dat zijn vertalingen van
John Donne door
Tesselschade Roemers zodanig gelezen
konden worden dat (het licht van) den dagh er toch in scheen. In het
epigram blijkt dat dit ook geldt voor de vertaling van het werk van Barlaeus
met de woorden sien ick nu met een veel schoonder dagh. | |
AchtergrondHet bezoek van Maria de Medicis aan Amsterdam in 1638 dat door de dichter bezongen was in een Italiaans gedicht (gedicht 34) had de Medicea hospes van Caspar Barlaeus opgeleverd, dat een jaar later verscheen. Waarschijnlijk heeft Barlaeus dit werk aan Tesselschade Roemers gezonden. Klaarblijkelijk heeft ze niet direct voor het geschenk bedankt. In hetzelfde jaar verscheen er een vertaling onder de titel Blijde inkomst der allerdoorluchtighste Koninginne, Maria de Medicis, t' Amsterdam. Vertaelt uit het Latijn des hooghgeleerden heeren Kasper van Baerle etc. (1639). Dit werk moet Roemers inmiddels gekend hebben, als zij Barlaeus een bedankbrief voor de Latijnse uitgave schrijft. Bij een eerdere zending van een Latijns werk van Caspar Barlaeus vraagt Tesselschade Roemers in een gedicht om een vertaling (zie gedicht 12). Later doet ze dat nog een keer (gedicht 15). | |
datering 1639naar de verschijningsdatum van Barlaeus' Blijde inkomst. |
|