De gedichten
(1994)–Maria Tesselschade Roemer Visschersdr– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
5 Als het vernuft begreep het zang'righ hoogh geschal (1642)Als lofdicht opgenomen in het bekende liedboek Zangh-bloemzel (1642). Aen den Erenfeste hoogh geleerden Heere,
Myn' Heere IOAN ALBERT BAN, Der beiden Rechten Doctor, op zyne Zangwerken Ga naar voetnootopschrift. Als het vernuft begreep het zang'righ hoogh geschal
Ga naar voetnoot1
Van u gerymt geluydt, 't wierdt boven maght gedreven
Ga naar voetnoot2
T'omhelzen meerder kracht als 't lyff was kracht gegeven;
Ga naar voetnoot3
'T vertilden zigh aen 't geen de vlugge geest beval.
Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
En denkend' dat hier is te wachten in dit dal
Ga naar voetnoot5
Niet beters woud' de ziel ten hemel zigh begeven,
Ga naar voetnoot6
(Om met een zoeten mondt te scheiden uit dit leven)
Ga naar voetnoot7
Waer nimmer slechter toon 't gehoor onthaelen zal.
Ga naar voetnoot8
9[regelnummer]
En oft nogh schoon geviel, dat yemandt zoght te streelen
Ga naar voetnoot9
Het swaer ontroert gemoedt, om uw wys nae te quelen:
Ga naar voetnoot10
Ik stopte d'ooren toe gewent tot beter zoet.
12[regelnummer]
Ghy kunt den lichten geest van't lodzigh lichaem deelen,
Ga naar voetnoot12
En weder door uw klank 't geschifte zamen heelen,
Ga naar voetnoot13
Onsterfelyke Ban die duyzend Echoos voedt.
Ga naar voetnoot14
Teszela.
Ga naar voetnootondertekening
| |
[pagina 40]
| |
Naar de eerste druk in Ioan Albert Ban, Zangh-bloemzel. Amsterdam, P. Matthijsz., 1642, fol. **1r. ub Leiden, 1203 b 18. Worp (1918: 245) noemt een handschrift in de ‘Leidsche Bibliotheek’; dit is niet te vinden. | |
VerantwoordingDe tekst is in Zangh-bloemzel cursief gedrukt; alleen het opschrift (met uitzondering van Myn' Heere) en Ban (v. 14) staan in romein. Om het onderscheid te handhaven zijn in deze uitgave Myn' Heere en Ban cursief weergegeven. De versregels 1, 4-5, 8, 11 en 14 waren ingesprongen. Er is een spatie aangebracht in 'T vertilden (v. 4); de hoofdletter /L/ in ‘ALs’ (v. 1) is genormaliseerd. Een variant op onthaelen in v. 8, ‘ontraden’, is te vinden in Jacob WesterbaensMinnedichten, 1644 (Van Koeven 1989a: 161). | |
NotitiesEen thema in dit sonnet is de scheiding van geest en lichaam onder
invloed van de muziek van Ban. Bij de geest horen noties als hoogh
(v. 1), vlugge (v. 4), hemel (v. 6) en lichten (v. 12). Bij
het lichaam horen begrippen als dal (v. 5), swaer (v. 10) en
lodzigh (v. 12). | |
Korte inhoudDe ik richt zich tot Ban vanwege diens geweldige muzikale mogelijkheden. Zijn muziek is in staat de geest in hoger sferen te brengen. Niemand anders kan zijn muziek zo mooi ten gehore brengen. | |
AchtergrondDe katholieke geestelijke en jurist Johan Albert Ban (1597/8-1644) publiceerde in 1636 twee Latijnse verhandelingen op het gebied van de muziektheorie. Toen hij zijn werk ook in het Nederlands wilde uitgeven, kreeg hij van René Descartes en Constantijn Huygens de raad eerst een voorbeeld te geven van de praktische toepassing van zijn systeem. Ban ging op dat voorstel in en een aantal vrienden, onder wie Tesselschade Roemers, verschafte hem liedteksten (zie gedicht 14). In 1642 verscheen de bundel Zangh-bloemzel, voorzien van drempeldichten, waaronder het sonnet van Tesselschade Roemers. Het laatste gedeelte is een korte versie van een | |
[pagina 41]
| |
(nooit volledig verschenen) theoretische verhandeling: Kort Sangh-bericht. Gedicht 24 is eveneens een lofdicht op Ban. | |
datering ten laatste 1642naar de publikatie in Zangh-bloemzel. |
|