De gedichten
(1994)–Maria Tesselschade Roemer Visschersdr– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |||||||||
3 Die als een Baeck in zee van droefheidt wort gehouwen (1637)Na het overlijden van Mevrouw van Sulecom, Susanna van Baerle (1599-1637), die gehuwd was met Constantijn Huygens, richtte de dichter dit sonnet tot P.C. Hooft met de vraag om het aan Huygens door te geven. Enkele jaren daarvoor had Tesselschade Roemers haar dochter Taddea en haar echtgenoot verloren. Aen mijn Heer Hooft op het ooverlyden van MEVROUW VAN
SULECOM.
Die als een Baeck in zee van droefheidt wort gehouwen
Ga naar voetnoot1
Geknot van stam en tack, en echter leeven moet,
Ga naar voetnoot2
Zeijnt uw dit swack behulp voor 't troosteloos gemoet,
Ga naar voetnoot3
Gedompelt in een meer Van Baerelijcke rouwen
Ga naar voetnoot4.
5[regelnummer]
Zeght Vastaert dat hij moght pampieren raet
vertrouwen
Ga naar voetnoot5
Zoo dinnerlycke smart zich schriftlyck uyten kon,
Ga naar voetnoot6
Hij staroogh in liefs glans als Aedlaer in de Son,
Ga naar voetnoot7
En stel sijn leed te boeck, zoo heeft hij 't niet t'onthouwen
Ga naar voetnoot8
9[regelnummer]
Pampier was 't waepentuijch waermee ick heb geweert
Te willen sterven, eer 't den Heemel had begeert,
Ga naar voetnoot10
Daer ooverwon ick mee, en deed mijn Vijand wycken,
Ga naar voetnoot11
12[regelnummer]
Zijn eijgen lesse leer hem matijghen zyn pijn
Ga naar voetnoot12
Want quelling op de maat en kan soo fel niet sijn
Ga naar voetnoot13
Besweer hem dat hij sing op maetsangh droevelijcken
Ga naar voetnoot14
September Ao1637
Tesselscha Roemer Vischers.
| |||||||||
[pagina 32]
| |||||||||
Naar het handschrift, een afschrift van Jacob Baeck. ub Amsterdam, Vdl.Hs.iii b 2. | |||||||||
VerantwoordingHet woord ‘qulling’ (v. 13) uit het handschrift is beschouwd als een verschrijving en daarom aangevuld tot quelling. Vergelijk ook quelling in de Donne-vertaling van Huygens; zie Achtergrond. Vanwege de eenheid in de vormgeving van de sonnetten zijn de witregels weggelaten. Enkele spaties zijn genormaliseerd (zie Diplomatische transcriptie) en de apostrof-t is aangepast in t'onthouwen (v. 8). De /u/ is weergegeven als /v/ in leeven (v. 2) en sterven (v. 10), de /v/ als /u/ in SULECOM (opschrift) en als uitzondering de /VV/ als /UW/ in MEVROUW (opschrift). Vastaert (v. 5) is gecalligrafeerd en daarom cursief weergegeven; in droevelijcken heeft het handschrift een wat grotere /l/ die wij niet als hoofdletter interpreteren. Een foutieve lezing van lesse (v. 12) is ‘letter’ in de uitgave van Worp (1918: 175). | |||||||||
Diplomatische transcriptieAen mijn Heer Hooft op het ooverlyden van MEVROUVV VAN
SVLECOM.
Die als een Baeck inZ/zee van droefheidt wort gehouwen
*G*eknot van stam en tack, en echter leeuen moet,
Zeijnt uw dit swack behulp voor 't troosteloos gemoet,
*G*edompelt in een meer Van Baerely/ijcke rouwen.
Zeght Vastaert dat hij moght pampieren raet
vertrouwen
Zoo dinnerlycke smart zich schriftlijck uijten kon,
Hij staroogh in liefs glans als Aedlaer inde Son,
En stel sijn leed te boeck, zoo heeft hij't niet 't
onthouwen
Pampier was 't waepentuij/ych waer mee ick heb geweert
Te willen steruen, eer 't den Heemel had begeert,
Daer ooverwon ick mee, en deed mijn Vijand wycken,
Zijn eijgen lesse leer hem matijghen Z/zyn pijn
Want qulling op de maat en kan soofel niet sijn
Besweer hem dat hij sing op maetsangh
droeve[*.*+]<L/l>ijcken
September Ao1637
Tesselscha RoemerVischers.
| |||||||||
Notities 1 Baeck: Jacob Baeck, de afschrijver van
dit exemplaar van het gedicht heeft er zeer waarschijnlijk ook een woordspeling
met zijn familienaam in gezien; dit kan de hoofdletter-B verklaren.
| |||||||||
[pagina 33]
| |||||||||
de adelaar werd
aangenomen dat deze in de zon kon kijken zonder verblind te worden.
Aedlaer is tevens een woordspeling met de voornaam van Allert Crombalgh.
| |||||||||
Korte inhoudDe dichter, die zelf weet wat rouw betekent, geeft advies aan Constantijn Huygens hoe zijn verdriet te verwerken. Hij kan de straling van de geliefde ervaren door naar de hemel te kijken en hij kan zijn verdriet in gedichten uiten. | |||||||||
AchtergrondConstantijn Huygens heeft in 1633, op verzoek van Tesselschade Roemers, een aantal gedichten vertaald van de Engelse taalvirtuoos John Donne. Een van de gedichten, The triple foole, bevat de regels (v. 10-16): Griefe brought to numbers cannot be so fierce,
For, he tames it, that fetters it in verse.
But when I have done so,
Some man, his art and voice to show,
Doth Set and sing my paine,
And, by delighting many, frees again
Griefe, which verse did restraine.
In de vertaling van Constantijn Huygens, De Drij-dobbele geck, luidt de passage (v. 9-14): Want quelling op de maet en kan soo fell niet zijn,
En dies' in dichten boeijt betemt haer' dolle pijn.
Soo doen ick, maer vergeefs: men stelt mijn leed op noten,
Men singt en pronckter met. was't Dicht in Dicht besloten,
Men helpt het uyt den band, men geeft het volle vlucht,
Men vrijdt het om de konst en andren haar genucht.
Uit N.F. Streekstra, Afbeeldingsrelaties, diss.
Groningen, 1994: 362-3.
Tesselschade Roemers ziet in haar sonnet kans de meest pregnante regel van de vertaling eruit te lichten en soepel in haar eigen gedicht te integreren (v. 13). Tegelijkertijd is er een verandering van toon. Betreuren Donne (en Huygens) het feit dat anderen de klaaggedichten van een melodie voorzien en daarmee gebruiken voor hun plezier, Roemers geeft het advies dathij, Huygens, zelf op maetsangh droevelijcken moet zingen (v. 14). Haar raadgeving sluit aan bij de opvatting over verwerken van verdriet door het te boek te stellen (Blok 1976: 143-146). | |||||||||
datering september 1637naar de datering van het sonnet. Op 2 november 1637 schrijft Constantijn Huygens in een brief aan P.C. Hooft: ‘Tesselschade is noijt soo hoogh boven haer self gesteghen, als met eenen reghel, onder de gesamentlicke goede, die U.E. de moeijte genomen heeft van mij te senden: Hij stell' sijn leed te boeck, soo hoeft hij 't niet t'onthouden.’ (Hooft, De briefwisseling, brief 899). |
|